VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Fondsbelegger betaalt flink voor keuzevrijheid beleggingsfondsen

De opkomst van passieve indexproducten leggen een pijnlijk kostenverschil bloot tussen actief en passief beheer. De veel hogere kosten van actieve fondsen zijn deels te wijten aan de distributievergoedingen. Die ondoorzichtige vorm van kosten lijkt zijn langste tijd te hebben gehad.

Passief beheerde beleggingsfondsen (indexvolgers) blijven in populariteit toe nemen. Belangrijkste reden: de veel lager kosten die een belegger krijgt voorgeschoteld dan de traditionele actieve beleggingsfondsen. Voor een tracker op een wereldwijde aandelenindex betaalt een belegger ongeveer 0,5 tot 0,6 procent aan kosten.

Een actief beheerd wereldwijd aandelenfonds rekent tot twee keer zoveel kosten. En dat verschil voelt vanzelfsprekend ten koste van het rendement dat beleggers kunnen behalen.

Meer aanbod, toch duurder
Vreemd genoeg blijkt dat verschil in kosten voor een behoorlijk deel te wijten aan fors gegroeide keuze in beleggingsfondsen die beleggers hebben. Een groter aanbod zorgt voor dus niet voor lagere maar hogere prijzen.

De reden is simpel. Duizenden beleggingsfondsen vechten om een plaatsje in het schap van de aanbieders, de banken en brokers. Om in de gunst te komen bieden fondsaanbieders banken een vergoeding om het assortiment op te nemen, de distributievergoeding. Die distributievergoeding verklaart een deel van de duurdere actieve fondsen ten opzichte van indextrackers.

Niet transparant
Beleggingsfondsen zijn niet al te duidelijk over de distributievergoedingen die ze banken betalen. Beleggers hebben vanaf 2000 de kosten omhoog zien gaan, maar zien niet dat het hier gaat om verkoopprovisies.

Banken en adviseurs zijn tegenwoordig weliswaar verplicht om, als de klant daar naar vraagt, expliciet aan te geven of en zo ja, hoeveel provisie zijn ontvangen op de producten die zij aanbieden. Maar nog altijd is niet duidelijk hoeveel van ingehouden kosten gebruikt worden voor het beheer of de verkoop van het fonds.

Afschaffen kan
De tijd lijkt rijp voor afschaffing van distributievergoedingen. In Groot Brittannië vervult de nationale toezichthouder, FSA, een voortrekkersrol op dit gebied. Zij legt financiële adviseurs regels op die vanaf 2013 onder andere distributievergoedingen aan banden legt. Over een dergelijke regulering in Nederland is nog niets bekend.

Maar argumenten voor afschaffing zijn er volop. In het huidige systeem betaalt iemand die zijn geld heeft gestoken in een beleggingsfonds ieder jaar distributievergoeding. Eigenlijk betaalt hij dus mee aan de pogingen van een beleggingsfonds om nieuwe beleggers te binden.

Beleggingsfondsen beweren vaak dat bestaande participanten moeten bijdragen aan de verkoopkosten om het fondsvermogen te doen groeien en om zo kostenvoordelen te behalen. De kosten zouden dan door een groter vermogen gedragen worden. Maar dat argument snijdt geen hout. Terwijl het fondsvermogen van een hoop fondsen de afgelopen jaren is gegroeid laten kosten niet of nauwelijks een dalende trend zien.

Door afschaffing van distributiekosten kunnen de totale kosten binnen beleggingsfondsen drastisch omlaag en zullen de nettorendementen van de fondsen verbeteren.

Actief beheer duurder door distributiemodel 
Een tracker hoeft alleen maar een index te volgen. Voor actief beheer is een of meerdere portefeuillebeheerder, al dan niet ondersteund door een team van analisten, bezig de index juist te verslaan. Daar zijn eenvoudigweg meer kosten aan verbonden.

Dat lijkt een logische redenering. Toch lijkt het anders te liggen. De kosten van actief beheerde fondsen lagen tien jaar geleden veel lager dan nu, soms nog lager dan het huidige kostenniveau van trackers.

Een aansprekend voorbeeld is het fonds Robeco. Vanaf 1955 bedroegen de kosten van dit fonds niet meer dan 0,30 procent. Een tegenwoordig welhaast onvoorstelbaar laag percentage. De kosten stijgen niet eerder dan in 2000 tot boven dit percentage, maar dan gaat het ook snel. In een paar jaar tijd exploderen de kosten tot de Total Expense Ratio (TER) in 2005 1,12 procent bedraagt. Daarna treedt er een stabilisatie op die nog altijd voortduurt.

De vraag is waarom het beheren van een portefeuille in korte tijd ineens zoveel duurder is geworden? Het antwoord is eenvoudig. Dat werd het helemaal niet. Het werd wel veel duurder om het fonds te verkopen, een ontwikkeling die werd veroorzaakt door de opkomst van het fenomeen "open architecture".

Tot 2000 beperkte het productaanbod van banken zich vrijwel alleen tot de eigen fondsen, de huisfondsen. In toenemende mate gaan zij echter ook fondsen van Nederlandse, maar ook buitenlandse concurrenten aanbieden. Financiële consumenten krijgen een grotere keuzevrijheid, maar daar hangt wel een prijskaartje aan.