VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Het naoorlogse Wirtschaftswunder lijkt te zijn uitgewerkt. De tijden dat productie in Duitsland stond voor efficiëntie, innovatie en kwaliteit zijn verdwenen. Duitse bedrijven verplaatsen hun productie in toenemende mate naar het buitenland en zetten hun investeringsbudgetten steeds vaker buiten de eigen landsgrenzen in.

Het Statistisches Bundesamt, de Duitse evenknie van het CBS, maakte in februari bekend dat de Duitse economie in het vierde kwartaal van 2023 met 0,3 procent is gekrompen. Daarbovenop kwam een pessimistisch bericht van het IFO-Instituut voor Economisch onderzoek dat Duitsland zich nu officieel in een recessie bevindt en dat deze zich verder zal verdiepen. Het IMF deed het nog eens dunnetjes over en stelde de groeiprognose voor Duitsland naar beneden bij. De verwachting is dat de economie in het eerste kwartaal van 2024 verder zal krimpen met 0,2 procent. 

Internationaal scoort de Duitse economie slecht. Het IMF voorspelt een wereldwijde groei van 3,1 procent. Dat is 0,2 procentpunt beter dan de prognose van afgelopen oktober. Met name voor de Verenigde Staten is de voorspelling positief bijgesteld. Zelfs het Verenigd Koninkrijk, dat erg te lijden heeft onder de gevolgen van de Brexit, doet het dit jaar met een verwachte groei van 0,6 procent beter dan Duitsland. 

Hoge rente 
De hoge rente en de restrictieve geldpolitiek van de Europese Centrale Bank, die prijsstabiliteit beogen, doen de vraag in nagenoeg alle sectoren van de Duitse economie terugvallen. Met name een rentegevoelige sector als de bouw koelt in Duitsland stevig af. Hoewel het woningtekort in Duitsland jaarlijks met 300.000 toeneemt, dalen momenteel de prijzen van particulier vastgoed. 

Daar komt bij dat het vet op de botten dat tijdens de coronapandemie door menig bedrijf is opgebouwd, inmiddels is verbruikt. De hoge rente drukt ook de noodzakelijke investeringen, wat op zijn best tot stilstand van de Duitse economie leidt. 

Concurrentie voor autobouwers 
De Duitse econoom Hans-Werner Sinn, voormalig president van het IFO-Instituut, wees er recent op dat het besluit om te stoppen met de productie van fossiele verbrandingsmotoren voor voertuigen hoofdzakelijk politiek gemotiveerd is. De Franse lobby voor meer nucleaire energie in combinatie met het pleidooi van de wereldwijde auto-industrie om meer elektrische voertuigen te produceren, creëert concurrentie met de Duitse autobouwers op een nieuw speelveld. De groene Europese lobby en het dieselschandaal (sjoemelsoftware) gaven het Europese Parlement het laatste zetje om tot de afschaffing van de verbrandingsmotor te besluiten. De kerncompetentie van de Duitse auto-industrie zal daarmee teloorgaan.  

China spint daar garen bij. Al in een vroeg stadium schakelde het land noodgedwongen over op de ontwikkeling van elektrische voertuigen. Daar gooit het nu hoge ogen mee. De voertuigen, kwalitatief hoogwaardig en relatief goedkoop, overspoelen de Europese markt. Het milieu is vooralsnog niet gebaat bij deze ontwikkeling, want Duitse elektriciteit wordt nog veelal opgewekt met kolencentrales. Voor de industriële ontwikkeling van Duitsland is het fnuikend. Bedrijven hebben moeite om de noodzakelijke transitie naar andersoortige en schonere productie vorm te geven.  

Rampzalige energiepolitiek 
Na de nucleaire ramp in het Japanse Fukushima in 2011 besloot de Duitse regering te stoppen met de opwekking van kernenergie. Daar kwam in 2018 het besluit bij om uiterlijk 2038 te stoppen met de winning van kolen en de inzet van kolencentrales. Duitsland zet in op goedkoop Russisch gas en hernieuwbare energie uit wind en zon. 

De aanval op Oekraïne en de daaropvolgende sabotage van de Nordstream-pijpleidingen in 2022 maakten echter een acuut einde aan de gegarandeerde energieleveringen en lage prijzen voor de Duitse industrie. De Europese en nationale klimaatpolitiek zet de industrie met toenemende regelgeving en emissienormen verder onder druk. 

Een meerderheid van de Duitse grote ondernemingen heeft inmiddels delen van de productieketen verplaatst naar het buitenland; en de trend is stijgend. Hoge energieprijzen, hoge lonen, toenemende bureaucratie en een hoge belastingdruk zijn volgens een recent onderzoek van Deloitte de belangrijkste beweegredenen. De machinebouw en auto-industrie kijken daarbij vooral naar Azië en de Verenigde Staten.  

Chemie en farma 
Met grote ondernemingen als BASF, Bayer en Fresenius is Duitsland koploper in de Europese chemische en farmaceutische industrie. Deze levert de halffabricaten voor grote delen van de Duitse economie. Deze bedrijven renderen bij de gratie van voldoende energie tegen lage prijzen. Ontbreken deze voorwaarden, dan kijken zij al snel naar het buitenland voor een beter productieklimaat. Een kwart van de Duitse chemie- en farmaceutische bedrijven verwacht in 2024 meer dan voorheen in het buitenland te investeren. 

Jaarlijks wordt in de Duitse chemie ruim 5 miljard euro geïnvesteerd in onderzoek naar en ontwikkeling van nieuwe producten. Uit recente cijfers van het Verband der Chemischen Industrie (VCI) blijkt dat met het verleggen van productiecapaciteit naar het buitenland ook de kennis en de investeringen weglopen.  

In het aantal patenten (wat duidt op productinnovatie) is eenzelfde trend te zien. Het aantal registraties in Duitsland daalt en is over de afgelopen dertien jaar gehalveerd. China en Zuid-Korea hebben Duitsland inmiddels uit de top 4 verdrongen. Zonder innovatie bestaat er geen toekomst voor de chemische en farmaceutische industrie in Duitsland, zo waarschuwde het VCI de Bondsregering recentelijk. De brancheorganisatie eist gesubsidieerde stroomprijzen om het voortbestaan van ‘Standort Deutschland’ te garanderen. De regering van Olaf Scholz is vooralsnog weinig enthousiast. Het prijskaartje is te hoog en de focus van de links-liberale regering ligt vooral op sociale thema’s als armoedebestrijding, klimaat en migratie. 

Ketenaansprakelijkheid 
Recent stemde de Raad van de EU de richtlijn ketenaansprakelijkheid (die bedrijven verantwoordelijk maakt voor milieuschade en mensenrechten in de productieketen) weg. Met name de weerstand uit Duitsland was groot. Bij de liberale coalitiepartner FDP overheerst de angst voor verdere bureaucratisering van het bedrijfsleven en het verlies van productiecapaciteit nu deze richtlijn – in tegenstelling tot de lokale Duitse variant – ook aansprakelijkheid met zich meebrengt. 

Een onbedachtzame en onverantwoorde energiepolitiek, waarbij bewust afscheid is genomen van kolen en nucleaire energie, heeft Duitsland in het recente verleden afhankelijk gemaakt van goedkope Russische olie en gas. Daarbij zijn de mogelijke risico’s van geopolitieke ontwikkelingen en commerciële bedreigingen genegeerd. De Russische aanval op Oekraïne, de negatieve effecten van de Europese klimaatpolitiek, toegenomen regelzucht, de hoge belastingdruk en het gebrek aan geschoolde werknemers hebben de Duitse industrie in een lastige situatie gebracht. Opeenvolgende regeringen hebben het belang van Standort Deutschland, dat de basis vormt van de Duitse welvaart (en daarmee van Europa), verwaarloosd. De prijs die Duitsland daarvoor betaalt, is hoog. De de-industrialisatie is in volle gang. Prettig voor beleggers die streven naar innovatie en rendement. Slecht voor de sociaal-maatschappelijke omgeving waarvan ondernemingen een onlosmakelijk onderdeel zijn. 


U heeft geen gratis artikelen meer over
Nog geen VEB-account?
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen.
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap