VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Controle moet beter

Bam boekte een mooie omzetstijging van 16 procent, waarvan de helft autonoom. Ook de order-portefeuille steeg naar recordhoogte. Helaas zorgde een verlies van 113 miljoen euro bij een Duitse dochter ervoor dat de winst per aandeel daalde van 1,46 naar 1,11 euro in 2006. De controlemechanismen bleken ontoereikend te zijn, maar de onderneming was ervan overtuigd dat dit slechts beperkt bleef tot deze ene dochter.

Het in 2006 overgenomen belang van 51 procent in AM, dat volledig werd geconsolideerd, heeft substantieel bijgedragen aan omzet en winst. Uit concurrentieoverwegingen wilde Bam geen specifieke cijfers geven, zodat voor de aandeelhouders niet duidelijk werd of het inderdaad een goede investering is geweest. De balans is door de overname van AM duidelijk verzwakt en Bam wil de solvabiliteit middels ingehouden winst over de jaren tot en met 2009 weer boven de 20 procent krijgen. Met het risicoprofiel van Bam valt het volgens president-commissaris Gert-Jan Kramer en bestuursvoorzitter Joop van Oosten wel mee: er wordt veel met onderaannemers gewerkt, dus bij een plotselinge drastische terugval van de markt kan snel de tering naar de nering worden gezet. Bij de woningbouw wordt pas gebouwd als het merendeel van de woningen al is verkocht, wat het risico in deze tak ook beperkt houdt.

Voor de toekomst lijkt de onderneming ambitieus. Bam verwacht op basis van de sterke orderportefeuille 9 miljard euro omzet en een nettowinst van minimaal 200 miljoen euro voor 2007, terwijl in 2006 137 miljoen euro werd gehaald. Volgens de VEB is de 200 miljoen euro nettowinst juist niet ambitieus. Immers, Bam wil de Duitse poot in 2007 rond break-even brengen en alleen al daardoor zal de winst voor het hele concern richting 250 miljoen euro kunnen gaan. Van Oosten verzuchtte dat Bam eerst maar eens de winst van 2006 opnieuw zal moeten verdienen, alvorens aan dit soort getallen te denken.

Kritiek leverde de VEB op het beloningsbeleid omdat het bestuur een bonus kreeg van 45 procent – het maximum is 60 procent – in een jaar dat de winst per aandeel significant is gedaald. Kramer probeerde de redelijkheid hiervan uit te leggen en wees er bijvoorbeeld op dat 95 procent van de onderneming goed had gedraaid. Maar volgens de VEB gaat het erom hoeveel de totale onderneming aan winst kan laten zien. Kramer weigerde bovendien de exacte criteria te openbaren en was ook niet bereid dit eventueel achteraf te doen. Hierdoor bleef het systeem ondoorzichtig en moesten aandeelhouders maar vertrouwen op de commissarissen. De VEB concludeerde dat vertrouwen goed is, maar controle beter.

Over de gevraagde machtiging voor uitgifte van aandelen ontstond onverwacht een discussie, na een slimme vraag van een vertegenwoordigster van Robeco. Kramer gaf toe dat deze machtiging ook preferente aandelen betrof, die in een situatie van een mogelijke vijandige overname als (tijdelijke) beschermings-constructie kunnen worden gebruikt. Hij wilde niet garanderen dat ze dan binnen zes maanden na uitgifte weer zullen worden ingetrokken. Hiermee was dus een blijvende beschermingsmuur gecreëerd; met Robeco stemde de VEB tegen.