VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Op naar Wouter Bos

De certificaathouders van Unilever hebben in een buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders (bava) Paul Polman benoemd tot uitvoerend bestuurder. Na een “ordentelijke overgangsperiode” zal hij per 1 januari 2009 de Fransman Patrick Cescau opvolgen als bestuursvoorzitter van de Anglo-Nederlandse voeding- en zeepgigant. Mede dankzij de aanwezigheid van het Administratiekantoor (AK) bracht 85,11 procent van het uitstaande aandelenkapitaal zijn stem uit en werd Polman met 99,6 procent van de stemmen benoemd.

Polman, de eerste bestuursvoorzitter van Unilever die van buiten de onderneming komt, staat voor een uitdagende klus om Unilever echt te laten groeien. Hij is sinds 1 oktober in dienst bij het derde voedsel- en consumentengoederenconcern ter wereld maar wilde vragen over de plannen die hij heeft helaas niet beantwoorden. Hij beloofde daar in de ava van mei 2009 meer over te zeggen. Dat antwoord was te verwachten maar bijzonder jammer, want Unilever slaagt er structureel niet in om beter te presteren dan haar directe concurrenten Proctor & Gamble (P&G) en Nestlé. En laten dat nu net die ondernemingen zijn waar Polman de afgelopen tien jaar in de raad van bestuur heeft gezeten.

Vooral bij de synergie tussen de diverse activiteiten van Unilever en de noodzaak van het handhaven van de huidige productgroepen (voedingsmiddelen, huishoudelijke en persoonlijke verzorging) kunnen vraagtekens worden gezet. Polman’s vorige werkgevers hebben daarentegen beiden een duidelijke focus: Nestlé op voeding, P&G op non-food. Tot op heden heeft Unilever geen antwoord gegeven op de vraag welke concrete synergievoordelen te behalen zijn met soep en zeep. Polman’s verleden maakt zijn visie op het huidige en toekomstige Unilever des te interessanter. Een betere uitgangspositie om te beoordelen of zo'n tweedeling ook iets is voor Unilever, is moeilijk denkbaar.

In een interview vlak nadat zijn voorgenomen benoeming bekend werd, zei Polman al wel dat er een goede basis is om de oude kracht van Unilever terug te brengen. Dat is hard nodig, want de beurskoers van Unilever is sinds het aantreden van Cescau slechts tien procent in waarde gestegen, terwijl concurrenten als Danone en Nestlé het aanzienlijk beter deden. Cescau is er niet echt in geslaagd Unilever te transformeren tot een snelgroeiende multinational, waar ondernemerschap hoog in het vaandel staat. Zo kondigde Cescau een jaar geleden opnieuw de zoveelste ronde van kostenbesparingen aan. Groei aan de inkomstenkant (door volumegroei) was er onder zijn bewind nauwelijks. Ook zette hij opnieuw een reeks bedrijfsonderdelen met een totale omzet van twee miljard euro in de etalage. In de afgelopen twaalf maanden verkocht Unilever onder meer het Amerikaanse wasmiddelenbedrijf, kaasdochter Boursin, kruiden- en marinademerken in de Verenigde Staten, palmoliebelangen in Ivoorkust en de olijfolie van Bertolli.

Op vragen van de VEB over de bezoldiging van Polman, en vooral over het variabele deel daarvan, werd ontwijkend geantwoord. Het basissalaris bedraagt 920.000 pond, de jaarlijkse korte termijn bonus bedraagt bij het behalen van bepaalde doelstellingen maximaal 113 procent. Op de vraag wat die kwantitatieve targets dan precies zijn werd tot tweemaal toe niet geantwoord. Het gaat om de omzetgroei en de bijdrage aan de cashflow, dat wel, maar de voorzitter van de remuneratiecommissie Lord David Simon meldde in het Engels dat het  geen exacte wetenschap betreft (‘an art form rather than science’). Dat is natuurlijk een wel heel bijzondere interpretatie van het uitrekenen van een bonus op basis van vooraf vastgestelde meetbare doelen, zoals de Code voor goed ondernemingsbestuur van Morris Tabaksblat voorschrijft, als voormalig bestuursvoorzitter toch bepaald geen onbekende bij Unilever.

De VEB meent dat een omschrijving van prestatiecriteria in kwalitatieve zin niet volstaat. Aandeelhouders – bij Unilever dus slechts certificaathouders - dienen vooraf inzicht te hebben in de concrete kwantitatieve prestatienormen (dus in cijfers uitgedrukt) zodat die door aandeelhouders na te rekenen zijn. Het is dus wel degelijk exacte wetenschap. Behalve deze reguliere beloning heeft Polman in ruil voor zijn handtekening ook 3,4 miljoen euro gekregen omdat hij door zijn vertrek als financieel directeur bij Nestlé mogelijk een aandelen- en optiewinst misloopt.

De VEB kon het ook bij deze gelegenheid niet laten te melden dat Unilever de zeggenschap van aandeelhouders inperkt door de certificering van haar aandelen. De heren achter de tafel zuchtten nog maar eens en gingen niet op de kwestie in, maar de opmerking dat de belangrijkste houders van de preferente aandelen (ING, Fortis en Aegon) nu aan het infuus liggen bij de Nederlandse Staat werd door Polman wel opgepikt. Het bestaan van deze cumulatief preferente aandelen is namelijk het belangrijkste struikelblok voor opheffing van deze ondemocratische constructie. Unilever zelf, en ook het AK hebben aangegeven ook wel van de certificering af te willen, maar de banken wilden nooit afstand doen van hun preferente aandelen, onder meer vanwege de fiscale gevolgen. Maar de tijd is rijp voor afschaffing en Polman beloofde de VEB na afloop van de vergadering persoonlijk de kwestie op korte termijn bij een al gepland gesprek met minister Wouter Bos ter sprake te brengen.