VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Lehman-beleggers: een harde noot te kraken

De ondergang van zakenbank Lehman Brothers zal de geschiedenis ingaan als het grootste faillissement uit de Amerikaanse geschiedenis. En dit raakt ook Europese beleggers.

Op 15 september 2008 is aan het Amerikaanse Lehman Brothers Holding (LBH) surseance van betaling verleend, de roemruchte chapter 11-status. Vier dagen later, op 19 september, werd ook aan de Nederlandse dochter, Lehman Brothers Treasury (LBT), surseance van betaling verleend. Op 8 oktober is LBT failliet verklaard.
LBT heeft voor ten minste 104 miljard aan beleggingsproducten uitgegeven aan institutionele beleggers, maar ook aan veel particuliere Europese beleggers. Ook Nederlandse beleggers hebben voor naar schatting tientallen miljoenen aan Lehman-beleggingen gekocht. Staalbankiers, SNS Bank, Van Lanschot Bankiers en Rabobank hebben in ieder geval al toegegeven dat een deel van hun klanten Lehman-beleggingen in portefeuille heeft.
Maar vooral vermogensbeheerder Wijs & Van Oostveen is bekend om zijn door Lehman uitgegeven producten. Het bedrijf heeft voor in totaal 75 miljoen euro aan zogenoemde Lehman-notes weten te slijten in Nederland.

Twijfelachtige garantie
De meeste notes zijn garantieproducten. Dat betekent dat beleggers aan het eind van de looptijd (een deel van) hun inleg terugkrijgen, vermeerderd met het rendement van de onderliggende waarde. Daarvoor moeten ze in eerste instantie bij LBT zijn en als die niet kan betalen, kunnen ze LBH op zijn afgegeven betalingsgarantie aanspreken. Dat klinkt mooi, zo’n betalingsgarantie, maar wat kunnen die beleggers nu nog terug verwachten van hun inleg, die zo gegarandeerd leek? Met het faillissement van LBT en de surseance van LBH is de situatie rond de uitbetaling van de notes erg onzeker.
Voor het faillissement bestond nog de kans dat LBT en/of LBH door een andere partij overgenomen zou worden. Een deel van de Noord-Amerikaanse activiteiten van het Lehman-concern is al overgenomen, net als de activiteiten in Azië en het Midden-Oosten en investment banking in Europa. De overnemende partij zou dan ook de schulden hebben overgenomen, zodat beleggers een goede kans zouden hebben gehad om van het overgenomen LBT of, op grond van de afgegeven garantie, van het overgenomen LBH alsnog een deel van hun geld te krijgen.

Minder fraai verhaal

Beduidend minder fraai is het verhaal nu LBT failliet verklaard is. Als LBT alsnog wordt overgenomen, zal eerst het faillissement eindigen door een uitdeling aan de schuldeisers, voordat van een doorstart sprake kan zijn. De curator, de heer Schimmelpenninck, zal hoe dan ook eerst moeten bekijken hoeveel van de vorderingen betaald kunnen worden. En dat ziet er niet best uit.
Het vermogen van LBT bestaat uit 5,5 miljoen euro cash en een aantal intercompanyvorderingen. De grootste intercompanyvordering is die op het in surseance verkerende LBH. De kans dat beleggers een substantieel deel van hun vordering zullen terugkrijgen is, gezien het uitgegeven bedrag van 104 miljard dollar, miniem. Beleggers kunnen hun vordering indienen in het faillissement. De curator vraagt beleggers dat nog niet te doen. Het voornaamste dat beleggers nu kunnen doen, is zich aanmelden voor de mailings van de curator. Dat kan door een mail te sturen aan info.lbtreasurybv@houthoff.com.