De Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam (OK) is niet overtuigd dat Skipper (het investeringsvehikel van CVC) de resterende aandeelhouders Schuitema dezelfde prijs biedt voor hun belang als Ahold voor haar aandelen ontvangen heeft. Skipper heeft de minderheidsaandeelhouders dus niet de wettelijk verplichte billijke prijs geboden.
De OK volgt hiermee belangrijke bezwaren die de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) had aangevoerd. De OK heeft twee externe deskundigen, de heren Traas en Haanappel, aangesteld die moeten gaan vaststellen welke prijs Ahold voor haar stukken heeft ontvangen. Dat blijkt uit de uitspraak die de OK vanochtend deed in de zaak die de VEB had aangespannen tegen Skipper/CVC. Deze deskundigen moeten zich gaan buigen over twee belangrijke elementen van het bod waarvan de OK van mening is dat hieromtrent te weinig duidelijkheid is verschaft. Ten eerste betreft dit de waardering van de door Ahold overgenomen winkels (inclusief vastgoed). Voorts dienen deskundigen zich te buigen over de waardering van het door Ahold bedongen optie- en vetorecht waarmee zij de komende drie jaren belangrijke strategische beslissingen van Schuitema kan beïnvloeden. De VEB is tevreden met het oordeel van de Ondernemingskamer, omdat hieruit blijkt dat Skipper/CVC onvoldoende informatie heeft verstrekt aan haar aandeelhouders, waardoor deze geen goede afweging hebben kunnen maken over de merites van het bod. De Ondernemingskamer overweegt:"Aldus is de prijsvorming van de onderhavige transactie tussen Skipper en Ahold uitermate ondoorzichtig en oncontroleerbaar."en:
"Aldus moet in beginsel worden aangenomen dat (de combinatie van) het vetorecht en het optierecht voor Ahold van enige (substantiële) waarde is."
"Aldus moet in beginsel worden aangenomen dat (de combinatie van) het vetorecht en het optierecht voor Ahold van enige (substantiële) waarde is."
Gerelateerde artikelen