VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

VEB: overhaast en onevenwichtig SER-advies

Het kabinet heeft in juni aan de SER advies gevraagd over de vraag of de positie van werknemers versterkt dient te worden en zo ja op welke wijze.  De VEB heeft als ‘adviserend lid’ zitting gehad in de SER-commissie Evenwichtig Ondernemingsbestuur die met de adviesopdracht is belast.

Desondanks is de VEB niet gelukkig met een groot deel van de conclusies in het concept-rapport zoals dat vandaag wordt gepubliceerd. De commissie is volgens de VEB ten onrechte en op een schadelijke wijze ver buiten de adviesopdracht getreden.

De vraag die de commissie primair diende te beantwoorden was òf de positie van werknemers in Nederlandse beursvennootschappen versterking behoeft. Volgens de VEB wordt deze vraag ondubbelzinnig met ‘nee’ beantwoord in twee juridische adviezen die de commissie ter hand zijn gesteld. Zowel dr R.H. van het Kaar, als Prof. Dr J.W. Winter concluderen dat de positie van Nederlandse werknemers in internationaal perspectief erg sterk is. Beide onderzoekers concluderen dat de positie van werknemers dan ook geen versterking behoeft. De werknemers hebben voldoende rechten, maar maken hier onvoldoende gebruik van. Voor de VEB was hiermee de kous af.

De commissie heeft op aandrang van de werkgevers ook onderzoek laten doen naar de vermeende kwetsbaarheid van het bedrijfsleven. Hieruit blijkt niet dat de Nederlandse ondernemingen kwetsbaarder zijn dan internationale concurrenten. De commissie komt dan ook tot de conclusie dat het Nederlandse corporate governance stelsel niet kwetsbaarder is dan dat in de ons omringende landen en dat Nederlandse ondernemingen voldoende mogelijkheden hebben om zich te beschermen.

Toch is in dit SER-advies het enquêterecht aan de orde gesteld. Het kabinet had alleen gevraagd of de Ondernemingsraad toegang zou moeten hebben tot het enquêterecht. Op basis van op zijn hoogst anekdotische onderbouwing stelt de commissie ingrijpende wijzigingen in het enquêterecht voor. De VEB ziet hier geen aanleiding voor. Volgens de VEB is het enquêterecht juist een goed instrument om snel en flexibel ondernemingsgeschillen te beslechten, waar Nederland trots op mag zijn. Indien men al het enquêterecht zou willen veranderen, zou er eerst een diepgaande evaluatie moeten plaatsvinden.

Het morrelen aan de grens voor aandeelhouders om een enquête in te dienen valt al helemaal buiten het bereik van dit advies. Het advies om de drempels voor aandeelhouders te verhogen is ongewenst en leidt tot verzwakking van de positie van minderheidsaandeelhouders. In essentie is het niet aan werknemers en werkgevers om over aandeelhoudersrechten te adviseren. Ook de voorgestelde ‘business judgement rule’ zal in de praktijk uitpakken als extra beschermingsconstructie voor bestuurders en commissarissen. Dit zal alleen maar negatief werken op de adequate aanpak van exorbitante topbeloningen en falende bestuurders en commissarissen. De VEB adviseert dan het kabinet dan ook het advies met betrekking tot het enquêterecht niet over te nemen.

Ook met betrekking tot de benoeming en ontslag van commissarissen gaat de commissie verder dan de adviesaanvraag. De commissie adviseert om de invloed van de aandeelhoudersvergadering bij het benoemen en ontslaan van commissarissen nog verder in te perken. De VEB is hier op tegen, momenteel is Nederland al met het structuurregime een buitenbeentje in Europa.

De VEB is samen met Eumedion adviserend lid van de ‘commissie evenwichtig ondernemingsbestuur’. Zij heeft geen formele invloed op het advies van de commissie, maar kon alleen bij een afwijkend standpunt deze in het advies toelichten. De VEB blijft van mening dat de SER niet de geëigende instantie is om te adviseren over zaken die (ook) aandeelhouders aangaan.Vereniging van Effectenbezitters