VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Olieconcerns niet gebaat bij nog veel hogere olieprijs

Dat olieconcerns profiteren van een hoge olieprijs klinkt logisch. Maar te dure olie stoort herstel van de wereldeconomie. Voor de oliesector blijft het laveren. Vooral toeleveranciers profiteren van de krappe markt.

De aanhoudend hoge groei van China, de opkomst van landen als Brazilië en een herstellend Verenigde Staten zorgen voor een stevige vraag naar olie.

Het aanbod blijft daarbij achter waardoor er krapte ontstaat en dus prijsstijging. De toenemende geopolitieke onrust doet daar nog een schepje bovenop.

Na een kortstondige dip is de olieprijs in het afgelopen halfjaar circa 40 procent gestegen tot bijna 100 dollar per vat (Brent). Olieconcern profiteren daar natuurlijk van. We zien dat aan de cijfers van ExxonMobil, Chevron en BP. Morgen volgt Royal Dutch Shell en ook daar wordt met optimisme naar uit gekeken.

Gunstige vergelijkingsbasis
De cijfers die de oliegiganten over het vierde kwartaal 2010 laten zien laten zich vooral lekker vergelijken met die van het jaar ervoor. De olieprijs was in het vierde kwartaal 2009 al behoorlijk, maar noteert inmiddels toch circa 10 procent hoger.
Het grootste verschil wordt gemaakt op de gasprijzen en de raffinagemarges die eind 2009 stevig onder druk stonden en het afgelopen jaar sterk zijn hersteld. Raffinage, het verwerken van ruwe olie tot olieproducten als benzine, is behoorlijk conjunctuurgevoelig. In mindere tijden ontstaat er bij de raffinaderijen al snel overcapaciteit waardoor verliezen worden geleden.

Zo leed Shell in het vierde kwartaal 2009 een fors verlies van 427 miljoen dollar op raffinage. De downstreamdivisie van ExxonMobil, waar naast marketing en transport raffinage onderdeel van uitmaakt, boekte destijds een verlies van 189 miljoen dollar, maar daar staat inmiddels een plus van 1,15 miljard dollar.

De concurrentie
ExxonMobil als geheel zag de nettowinst in het vierde kwartaal 2010 met 51 procent stijgen tot 9,25 miljard dollar. Chevron deed het met een winstgroei van 71 procent tot 5,3 miljard dollar nog wat beter.

Chevron wist bij downstream een verlies van 673 miljoen dollar op te poetsen tot een winst van 742 miljoen dollar. Voor Shell wordt gemiddeld op een winstgroei van 69 procent gerekend tot 4.690 miljoen dollar, ook grotendeels gedragen door herstel bij raffinage.

De cijfers van BP worden uiteraard gedomineerd door de kosten van de olieramp. BP leed een over geheel 2010 een verlies van 4,9 miljard dollar. Het vierde kwartaal leverde een nettowinst op van 5,6 miljard dollar, 30 procent groei.

Raffinage wist een verlies van 1,9 miljard dollar om te slaan naar een plus van 964 miljoen. Als teken van vertrouwen in betere tijden hervat BP de dividendbetaling weer. Begonnen wordt met 7 cent per aandeel.

Evenwichtsspel
Zolang de wereldeconomie doorgroeit zien de vooruitzichten voor de olieconcerns er goed uit. Toch bestaan er zorgen. Het mondiale economische herstel is nog broos en kan door de dure olie best worden aangetast. Centrale banken zouden zich genoodzaakt kunnen voelen de rente op te trekken vanwege oplopende inflatie.

Vooral voor de zwakke broeders in Europa zou dat nadelig zijn. De oliesector zal daar zeker een tik van mee kunnen krijgen. Een te hoge olieprijs kent dus zo zijn beperkingen.

Het is altijd het dilemma waar organisaties als OPEC mee kampen. Voorlopig lijkt het aanbod zich toch vooral aan de stijgende vraag te moeten aanpassen. Olieconcerns zijn zich dit bewust en investeren weer fors meer in het speuren naar olie- en gasvelden.

Waar deze investeringen voor olieconcerns vooral noodzakelijk zijn om de olieprijs ook weer niet te veel te laten oplopen, profiteren met name de toeleveranciers. De beurskoersen van bedrijven als Fugro en SBM Offshore hebben het de afgelopen tien jaar dan ook een stuk beter gedaan dan de olieproducenten zelf.

Deze toeleveranciers profiteren vooral van het feit dat er op steeds grotere diepte gezocht moet worden naar olievelden. Bezien over de afgelopen tien jaar is de koers van SBM Offshore met 47 procent gestegen, Fugro met 370 procent, terwijl Shell met 17 procent gedaald is.