VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Manieren gezocht om vuurkracht noodfonds te vergroten

Over krap twee weken moet het allesomvattende reddingsplan voor Europa klaar zijn. Er zal in ieder geval meer vuurkracht moeten komen uit het Europese noodfonds. De grote vraag is hoe dat te bereiken en tegelijkertijd de markten gerust te stellen.

De uitbreiding van het Europese noodfonds (‘EFSF') tot 440 miljard euro is zo goed als rond.

Zeker is in ieder geval dat dit bedrag bij lange na niet voldoende is om speculatieve aanvallen tegen landen als Italië en Spanje het hoofd te bieden.

En dat blijft nodig zolang het besmettingsgevaar van de Griekse schuldencrisis nog bestaat.

Verhoging van het fonds lijkt uit den boze . Het kan de kredietwaardigheid van nu nog solide landen in gevaar brengen.

En dus wordt er gewerkt aan grotere slagkracht van het fonds. Wat zijn de mogelijkheden?

Garanties afgeven
Zo als het er nu naar uitziet wordt er een plan uitgewerkt waarbij het noodfonds zelf garanties kan afgeven. Eventuele verliezen bij een faillissement van een euroland worden dan deels door het noodfonds gegarandeerd.

Dit moet partijen aanzetten te blijven beleggen in staatspapier van de zwakkere landen en zo een speculatieve aanval met sterk oplopende rentetarieven voorkomen.

De omvang van het noodfonds hoeft zo niet vergroot te worden, terwijl de effectieve werking ervan zo wel veel omvangrijker kan zijn. De garanties hoeven immers maar een beperkt percentage van de hoofdsom te omvatten.

EFSF als bank
Maak van het noodfonds een bank, noem het Europees Monetair Fonds en geef het net als iedere andere Europese bank toegang tot de kredietlijnen van de ECB.

Het onderpand voor de ECB-leningen zijn dan de obligaties die het noodfonds zelf in de markt opkoopt. Op deze manier kan er een aanzienlijke hefboom ontstaan van wel een factor 10.

Probleem is dat de Europese Centrale Bank fel tegenstander is. Het neigt volgens de centrale bank te veel naar monetaire financiering, oftewel het direct financieren van overheden via het laten draaien van de geldpers. Volgens de Europese verdragen is dat verboden.

ECB-voorzitter Trichet hamert er liever op dat de Europese politiek er snel toe overgaat de banken van extra kapitaal te voorzien, waar het noodfonds ook voor gebruikt kan worden. Frankrijk is voorstander, maar Duitsland vindt dat landen hun eigen banken moeten steunen.

Europees TARP
Een andere optie is een vergelijkbare aanpak als het Amerikaanse reddingsplan in 2008, het Troubled Asset Relief Program, oftewel TARP.

De Amerikaanse overheid stelde zich destijds bereid voor 700 miljard dollar aan slechte leningen van banken op te kopen om zo het vertrouwen tussen banken onderling weer terug te winnen. Dat bleek uiteindelijk succesvol en het volle bedrag was daarvoor niet nodig.

Samenwerken met IMF
Ook het Internationaal Monetair Fonds wil graag meewerken. Het IMF heeft zich bereid verklaard banken te steunen en zelf schuldpapier van perifere landen op te kopen.

Deze bijdragen zouden buiten het EFSF plaatsvinden, maar wel een vorm van aanvullende samenwerking zijn.Het IMF verlangt hierbij dat de uitbreiding van het EFSF volledig operationeel is. Vergroting van het noodfonds zelf of een hefboom is dan niet nodig

Noodfonds als CDO
Het noodfonds zou ook gewoon geld kunnen bijlenen op de kapitaalmarkt, maar dan wel geld uit de private sector of van opkomende landen.

Een idee is dat het noodfonds als een soort Collateralized Debt Obligation, oftewel CDO, gaat werken.
De 440 miljard euro fungeert als een soort onderpand, waarop door het fonds obligaties worden uitgegeven met verschillende risicoklassen en bijbehorende vergoedingen. Feitelijk een soort eurobonds dus.

Het ziet er sowieso naar uit dat de rekening en de risico's verbonden aan financiële steun in toenemende mate van de private sector zal moeten komen en/of opkomende landen een steentje moeten bijdragen.

Uiteindelijk is het van groot belang dat het vertrouwen in overheden en banken weer wordt hersteld en er tijd gewonnen wordt om structurele fiscale hervormingen in landen door te voeren.