VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

BNP Paribas Rendement Certificaten

BNP Paribas lanceerde onlangs een nieuwe
productcategorie voor particuliere beleggers,
rendement Certificaten. De Certificaten blijken weinig vernieuwend; de balans tussen risico en rendement is slechter dan bij ‘gewone beleggingen.’

Wat is het en voor wie?
Wie een Rendement Certificaat koopt, koopt een aandeel (of index), met een daarop geschreven (dus verkochte) calloptie plus een gekochte knock-outputoptie.

En voor wie het niet weet: een knock-outputoptie is een putoptie die vervalt als tijdens de looptijd een bepaalde grens wordt bereikt, hier dus de rendementgrens. Het lijkt ingewikkeld en en dat is het aan de achterkant ook.

Hoe werkt een Rendement Certificaat aan de voorkant?
Dat is op zichzelf wel makkelijk: als belegger doe je voor een vastgestelde periode mee met een aandeel, maar dan wel zonder het dividend.

Als het aandeel stijgt, ontvangt de belegger een ‘vast rendement’, dat kan dus meermaar ook minder zijn dan de werkelijke koerswinst van het aandeel of de index. Als het aandeel daalt krijgen beleggers datzelfde vaste rendement.

Tenzij de koers tussentijds onder een bepaald niveau is gezakt, dan resteert gewoon de slotkoers. Certificaathouders gaan dus volledig mee naar beneden indien het aandeel instort. Omdat er nooit dividend wordt uitgekeerd zijn beleggers in certificaten slechter af als het aandeel flink daalt.

En omdat de uitbetaling gemaximeerd is klimt het Certificaat minder als het aandeel flink stijgt. Alleen als de onderliggende waarde niet al te veel beweegt, zit je goed met het Rendement Certificaat.

De Certificaten zijn dus producten met een beperkt opwaarts potentieel het neerwaarts risico aanwezig blijft. Daarmee is de balans tussen rendement en risico slechter dan bij een ‘gewone’ belegging in (bijvoorbeeld) aandelen.

Kansen, kosten en risico’s?
Over de kosten van de optieconstructie die in het Rendement Certificaat opgesloten zit kan BNP Paribas niet veel duidelijkheid geven. Bij navraag zegt men dat de dealing room van de bank in Parijs bepaalt wat een goede prijs is voor een Certificaat, en dat men vanwege de vele posities die in Parijs worden ingenomen in staat is ‘zeer scherp’ te prijzen.

Aangezien knockout-opties niet op openbare markten verhandeld worden is dat niet te controleren. Een woordvoerder zegt dat het opgeven van het dividend kan worden gezien als een kostencomponent.

De bank geeft een bied- en laatprijs af waaraan wel direct wordt verdiend. Het verschil tussen bieden en laten was in april op alle dagen gemiddeld circa een half procent. Dat is meer dan het verschil tussen bieden en laten in de meeste aandelen zelf, maar ten opzichte van veel andere gestructureerde producten is het zonder meer redelijk.

Voor de verhandelbaarheid daarom een vol punt in de VEB checklist. Dan de praktijk. Wij volgden vijftig Rendement Certificaten die BNP Paribas op de eerste dag introduceerde. Dat bleek een interessante exercitie.

Al binnen een paar uur ging het eerste Rendement Certificaat door de ‘rendementgrens’. Toen TomTom rond 12 uur (anderhalf uur na de officiële productlancering) de koers van 3 euro even aanraakte, maakte de koers van het Certificaat een duik en verliet het de lijn van het aandeel TomTom, waarmee het gelijk opliep.

Verdwenen
Het koersverloop van het betreffende Certificaat TomTom is niet meer te achterhalen, want BNP Paribas besloot direct na de betreurenswaardige koersdip dat men dit Rendement Certificaat net zo goed helemaal kon laten verdwijnen, want niemand had het nog gekocht.

Was dat nou jammer, want wij wilden wel weten hoe het dit Certificaat de komende 12 maanden zou zijn vergaan. Na een telefoontje met BNP Paribas bleek dat dit een standaard procedure was.

Daarom kocht de VEB een drietal Rendement Certificaten die ook dicht bij hun rendementgrens zaten. En zo had de VEB al snel een minieme positie in Arcelor, Randstad en Wolters Kluwer.

Het bleek: drie keer bingo. Alle drie gingen ze in de loop van april door de rendementgrens. Hoe verging het de eerste 50 Rendement Certificaten?

Op 5 april begon de AEX op een stand van 314 punten. De 50 Rendement Certificaten die BNP Paribas die dag uitbracht hadden gemiddeld een rendementgrens die 14 procent onder de beurskoers lag, variërend van minder dan 3 tot ruim 36 procent.

In april deed de AEX per saldo niet veel. Het laagste niveau lag een fractie onder de 300 op 299,92. Dat was ruim 4 procent onder de beginstand.

Op de laatste dag van de maand (30 april) was de index weer wat opgelopen en stond op 308,30, 2 procent onder de stand van begin april. Van de eerste 50 Rendement Certificaten gingen er maar liefst 17 in de maand april door de rendementgrens, waardoor zij feitelijk een aandeel zonder recht op dividend en met een gemaximeerde koers werden.

Dat is 34 procent van het totaal, in de eerste drie weken. Blijkbaar waren er maar zes waarin beleggers een positie hadden (waaronder dus drie keer de VEB zelf), want de andere elf zijn van de website verdwenen. En ook de zes ‘uitgetikte’ Certificaten waarop nog wel bied- en laatprijzen worden afgegeven, zijn alleen te zien als
je op naam zoekt.

In de lijst met alle Certificaten op de website ontbreken de Certificaten waarvan de knockout-putoptie is uitgetikt. Dat is wel een gemis, want ook deze Certificaten kunnen voor de belegger met een bepaalde visie wel degelijk interessant zijn.

De zes ‘uitgetikte’ Certificaten hebben een rendement dat gemiddeld ongeveer 4 procent onder het rendement ligt op de onderliggende waarde. Van alle Rendement Certificaten is het rendement gemiddeld ongeveer 1 procent lager dan het rendement in de onderliggende waarde.

Een daling van 2 procent en tussentijds maximaal 4 procent in de AEX is niet extreem veel. April was dan ook een tamelijk normale, maar wel wat negatief gestemde beursmaand. Zoals meestal op de beurs waren er wel grotere schommelingen bij individuele aandelen. Na de eerste maand kunnen we vaststellen dat 34 procent van de Certificaten hun voorwaardelijke bescherming al kwijt zijn.

Hierdoor zijn zij gedegradeerd tot een aandeel dat geen dividend uitkeert en nog hooguit een gemaximeerde eindkoers oplevert, en dus per definitie altijd slechter dan of gelijk presteert aan het aandeel zelf.

BNP Paribas ziet zelf ook in dat deze Certificaten weinig toegevoegde waarde meer hebben, dus als er geen posities in zijn wordt de handel erin stopgezet. Dat is aan de ene kant ook jammer, omdat dan het koersverloop niet meer goed te volgen is.

Van de 17 ‘uitgetikte’ certificaten zijn er nog 6 in notering, en die noteren gemiddeld een korting van 4 procent ten opzichte van de onderliggende waarde. Wat niet vergeten mag worden, is dat Rendement Certificaten ook een bovengrens hebben.

Van de 32 Certificaten die nog wel in de lucht zijn (17 gingen door hun ondergrens, één op KPN werd er om een andere redenen ingetrokken) zijn er maar weinig die al in de buurt komen van de maximale koers die zij kunnen behalen. Degene die daar het dichtst bij komt was eind april het Rendement Certificaat op Fugro, dat nog 6 procent te gaan had tot de maximale uitkering.

Als de beurzen de komende maanden ook nog een positieve periode krijgen, zien we ongetwijfeld wat er gebeurt met de Certificaten op aandelen die sterk stijgen, tot boven hun maximale uitkering.

Hopelijk kunnen wij daar aan het eind van de rit van berichten. De eerste 50 Rendement Certificaten lopen tot 15 maart 2013.