VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

BBP Het bruto binnenlands sprookje

Om de eurozone redelijk in evenwicht te houden, spraken deelnemende landen ruim twintig jaar geleden een paar regels af over schulden en tekorten. Die afspraken bleken al snel boterzacht. Net als een belangrijke graadmeter voor die afspraken: het bruto binnenlands product.

Het leken op het oog duidelijke spelregels die regeringsleiders in 1992 met elkaar afspraken over de eigen financiën. De staatsschuld en het begrotingstekort mochten ten opzichte van het bruto binnenlands product (bbp) niet hoger zijn dan 60 procent respectievelijk 3 procent.

Grootmachten Frankrijk en Duitsland waren een jaar of tien later de eerste die de afspraken aan hun laars lapten, maar inmiddels voldoet ongeveer de helft van de eurolanden al niet meer aan één of beide eisen.

Wat is het?
De regels zijn boterzacht gebleken, de gebruikte maatstaf, bbp, was dat al langer. De Amerikaanse econoom en latere Nobelprijswinnaar Simon Kuznets bedacht begin jaren dertig deze maatstaf voor de totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten in de periode in één jaar.

Hij wilde zo het herstel na de grote depressie in kaart kunnen brengen.

Haken en ogen
Bij publicatie van zijn model waarschuwde Kuznets al: “Kwantitatieve metingen suggereren, vaak ten onrechte, een precisie en eenvoud in bepaling van het object dat gemeten wordt.

Metingen van het bbp vallen ook onder dit soort illusies.” Tachtig jaar later blijkt deze illusie nog steeds voor zoete koek te worden geslikt.

Natuurlijk kunnen de rekenaars van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) niet exact bijhouden hoeveel asperges er in Limburg uit de grond zijn gekomen, wat de brutowinst van alle kleine bakkertjes op de hoek is en wat de toegevoegde waarde van het hele leger zzp’ers is.

Van duizenden grote bedrijven gebruikt het CBS jaarverslagen als bron, voor alle kleinere bedrijven is het statistiekbureau overgeleverd aan enquêtes, registers en het betere giswerk.

Daar komt nog bij dat de economieën drastisch zijn veranderd sinds Kuznets zijn model uitvond om de omvang van een economie te bepalen. In de meeste westerse landen bedraagt het aandeel van de service sector nu ongeveer 70 procent.

In de jaren dertig was de maakindustrie juist dominant. De toegevoegde waarde van de maakindustrie is aanzienlijk makkelijker te berekenen dan die van de dienstensector.

Want hoe meet je de toegevoegde waarde van het werk van politieagenten , leraren of makelaars? Als er al wat te meten is, zijn de uitgangspunten discutabel. Neem de financiële sector.

Om de toegevoegde waarde van banken te bepalen, kijken statistiekbureaus naar het verschil tussen de rente die een klant betaalt voor een hypotheeklening en het bedrag dat de bank zelf kwijt is op de interbancaire geldmarkt.

Sinds het uitbreken van de crisis doen centrale banken er alles aan om de interbancaire rente extreem laag te houden om het banksysteem overeind te houden.

Tegelijkertijd is de bankensector in de meeste landen geconcentreerder dan ooit, waardoor rentetarieven voor bijvoorbeeld een hypotheek hoger zouden moeten liggen.

Het maakt dat te midden van een bankencrisis de zogeheten “productiewaarde van het bankwezen”, en dus de bijdrage aan het bbp, op een extreem hoog niveau kan liggen.

De winst van de bank is het verlies van de klant die eigenlijk een lagere hypotheekrente zou kunnen krijgen. Maar de “winst” van de bank vloeit in het bbp-cijfer, terwijl het verlies van de klant wordt vergeten door de statistiekbureaus.

Balans overgeslagen
Het bbp kijkt alleen naar de “resultatenrekening” van een land. De balans, een overzicht van de totale bezittingen en schulden op landniveau, speelt geen rol. Los van het feit dat de balans een belangrijke variabele is om de welvaart in een land te meten, kan dit problemen veroorzaken.

Zo lieten de Spaanse, Ierse en Portugese economieën voor 2008 prachtige groeicijfers zien. Tal van economen spraken zelfs van groeiwonders.

Toen de bubbel knapte, werd duidelijk dat de economische groei gefinancierd was met geleend geld. De balansen van gezinnen en de overheid begonnen in de aanloop naar de crisis steeds meer te knellen door hoge schulden, maar volgens het bbp was er geen vuiltje aan de lucht.

De Japanse kernramp, orkaan Katrina in New Orleans en de rampspoed in de golf van Mexico met het boorplatform van BP hebben allemaal voor een stimulans van de economie gezorgd.

Het weer opbouwen van de bezittingen die verloren zijn gegaan, wordt gezien als toegevoegde waarde voor het bbp. Maar als puur naar de bezittingen wordt gekeken (op de balans) is een economie alleen terug bij af.

Oorlog, extra investeringen in veiligheid na 9/11 en het bouwen en runnen van gevangenissen; het zijn allemaal onwenselijke zaken die direct bijdragen aan economische groei.

Kijk achter het cijfer
Bij het analyseren van bbp-data moet een gebruiker zich altijd afvragen wat er precies gemeten wordt. Statistici tellen feitelijk alleen productie op, maar beantwoorden niet de vraag of er sprake is van een echte welvaartstoename of dat het gaat om louter onrendabele investeringen en consumptie (al dan niet met geleend geld).

Ook lijkt het een illusie om een getal als het bbp tot twee cijfers achter de komma te presenteren.

Hiervoor bestaat het werk van de statistici eenvoudigweg uit te veel aannames en giswerk. Aangezien de groei of krimp van een westerse economie momenteel in een bandbreedte van plusminus drie ligt, is de vraag of dergelijke kleine veranderingen niet binnen de foutmarge van de schatting liggen.

Ook het bbp tussen landen vergelijken is een gevaarlijke exercitie. Niet alleen omdat statistiekbureaus wereldwijd met andere definities werken, maar ook omdat iedere economie blootgesteld wordt aan verschillende sectoren met ieder verschillende methoden om toegevoegde waarden te bepalen.

De bbp-maatstaf heeft zijn gebreken, maar het is moeilijk om met een beter alternatief te komen.

Er zijn verschillende welvaartcijfers die bijvoorbeeld levensverwachting, educatieniveaus en het milieu meenemen, maar de definitie van welvaart lijkt eenvoudigweg te ruim om in één getal te kunnen vatten.