VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Een lijn hier en een grafiek daar: technisch analisten zijn nadrukkelijk aanwezig in de beleggingswereld. Hoe accuraat zijn hun voorspellin­gen? Een steekproef laat zien dat het meer een kunst dan een exacte wetenschap is.


Hoe doen de fundamenteel analisten het?
Voorspellen is moeilijk, zeker als het de toekomst betreft. Dat on­dervinden niet alleen beleggers maar ook analisten. Publicaties waarin de voorspellingen van analisten ge­toetst worden aan de werkelijkheid kennen dan ook één constante: van hun oorspron­kelijke verwachtingen komt doorgaans niet al te veel terecht. 

In dergelijke onderzoeken worden vooral de fundamenteel analisten op de korrel ge­nomen. Dat zijn de marktvolgers die voor hun verwachtingen van beursfondsen vooral kijken naar cijfers en jaarverslagen. Zij doen hun voorspellingen voor toekomstige beurs­koersen aan de hand van kasstroomprojec­ties op basis van bedrijfsspecifieke factoren zoals de balans, de bedrijfsactiviteiten, de kwaliteit van het management, de concurrentiepositie en van economische ontwik­kelingen. 

Maar dan nu de technisch analisten
Een andere groep analisten wordt veel min­der de maat genomen. En dat terwijl de ad­viezen en vooruitzichten van deze technisch analisten gretig aftrek vinden onder beleg­gers. Ze krijgen veel aandacht in de media en hun presentaties worden steevast goed bezocht. Wij vergeleken de analyses van drie bekende Nederlandse technisch analisten. Conclusie: hun voorspellingen verschillen sterk en blijken behoorlijk wisselend van kwaliteit. 

Wat technisch analisten doen
Anders dan fundamenteel analisten hou­den technisch analisten zich niet bezig met de oorzaken van een koersbeweging, maar juist met de koersbeweging zelf. Op basis van historische koersgegevens en handelsvo­lumes in combinatie met actuele marktgegevens proberen zij patronen te herkennen om toekomstige koersen te voorspellen. Hierbij veronderstellen zij dat alle vrij beschikbare en relevante informatie in de koersen is ver­werkt, dat de geschiedenis zich herhaalt en dat koersen in trends bewegen.

Doordat gro­te groepen beleggers zich in bepaalde situa­ties hetzelfde gedragen, proberen technisch analisten soortgelijke situaties te herkennen. Doel is dan ook om vooruit te lopen op de koersontwikkelingen en een hoger rende­ment te behalen dan de markt als geheel. Veel economen zijn kritisch omdat de beurs­koers van een bedrijf in een efficiënte markt gelijk is aan de contant gemaakte waarde van alle toekomstige (netto) kasstromen. Dit be­tekent dat bedrijfsspecifieke en economische factoren de toekomstige beurskoers bepalen en niet de koersgrafiek uit het verleden. 

Self-fulfilling prophecy?
Toch zouden beleggers die gebruikmaken van technische analyse alleen al succesvol kunnen zijn juist omdat deze analysevorm zo populair is. Als de technische conditie van een aandeel gunstig is en beleggers dit aan­deel aankopen, kan een zichzelf versterkend effect optreden. De belangstelling voor dit aandeel verbetert vervolgens de technische conditie, zodat dit aandeel nog aantrek­kelijker wordt. En zolang de trend intact is, is er meestal geen reden om de andere kant op te kijken. De populariteit van technische analyse kan dus een self-fulfilling prophecy creëren. 

 

Glazen bol en marktlens
Om een indruk te krijgen van de waarde van technische analyse voor beleggers in de afgelopen jaren vergeleken we de voorspellingen van analisten Nico Bakker, Royce Tostrams en Roelof-Jan van den Akker op drie markante momenten in de afgelopen twee beursjaren.

Maar eerst de mening van een technisch analist over het nut van zijn analyses. Nico Bakker, directeur-eigenaar van BTAC Visuele Analyse en als zelfstandig consultant gelieerd aan The Royal Bank of Scotland, stelt in een analyse dat hij geen glazen bol heeft, maar dat hij een marktlens heeft ontwikkeld waarmee hij naar buiten kan kijken om vast te stellen hoe het beleggingslandschap er­uitziet. 

"Het is een soort barometer, geen ther­mometer, die aangeeft wat logischerwijs de volgende stap van de markt zou kunnen zijn. De marktlens legt condities vast, geeft scenario's aan en biedt ook - en dat is cruciaal bij het inschatten van de volgen­de beursstappen - belangrijke kantelpun­ten aan", aldus Bakker in een analyse op dft.nl. Hierbij wijst hij erop dat technisch analisten moeten denken in waarschijn­lijkheden en de juiste spelregels moeten hanteren. 

 

Markante momenten
Er waren de afgelopen twee jaar voldoende analyses van technisch analisten te vinden die concreet genoeg waren om als belegger op in te spelen. We hebben uitsluitend ge­keken naar een aantal duidelijke uitspraken van de drie technisch analisten over hun verwachtingen voor de AEX-index op drie markante momenten: de rally na het berei­ken van de bodem in maart 2009, de rally sinds augustus 2010 en het beursjaar 2011. Sinds 9 maart 2009 is de AEX met zo'n 70 procent gestegen. Het loonde dan ook om in 2009 in aandelen te stappen, bij voor­keur in maart natuurlijk maar een paar maanden later heeft tot op de dag van van­daag ook een mooi rendement opgeleverd. Wanneer we met de kennis van nu terug­kijken op de analyses van de drie technisch analisten kunnen we aantal interessante constateringen doen. 

Vanaf maart 2009 begonnen Royce Tostrams, oprichter van de Tostrams Groep, Nico Bakker en Roelof-Jan van den Akker, se­nior technisch analist bij lNG Commercial Banking, al snel en met succes omhoog te kijken. Maar de verdeeldheid over de duur van de opleving bleek groot. Zo zag Tostrams in het beste geval een herstel tot 235-240 punten. Van den Akker hield re­kening met een verdere daling, maar snel daarna met een herstel richting 250-270 punten. Bakker was zelfs nog optimisti­scher. Na het bereiken van de bodem in de index verwachtte hij een herstel richting 260-270 punten. 

Aanvankelijk gingen alle drie uit van een 'bearmarket rally', ofwel een korteter­mijnstijging binnen een dalende langere­termijntrend. Nico Bakker deed als eerste afstand van deze visie. In juli 2009 zag hij een proces van uitbodeming met een ver­betering van het sentiment op middellange termijn. Het breken van de weerstand op 272 kon de index volgens Bakker tot boven de 300 punten drukken. Een maand later begonnen Van den Akker en Tostrams ook verder omhoog te kijken. 


Geen exacte wetenschap
In augustus 2010 ging, na een halfjaar van consolidatie, een nieuwe rally in de AEX van start. Juist toen waarschuwde een groot aantal technisch analisten voor het Hindenburg Omen dat zou duiden op een komende crash. Van de hier onderzochte analisten hield alleen Roelof-Jan van den Akker ook rekening met een mogelijke crash op de aandelenmarkt. Royce Tostrams wees op een zijwaarts koerspatroon boven de 'steunzone' rond de 296-300 punten. Nico Bakker concludeerde in augustus dat het wachten was op een uitbraak, hij zag weinig richting. Een maand later wezen zijn indicatoren op een opwaartse uitbraak.

Al deze verschillende visies zijn gebaseerd op dezelfde koers- en volumegegevens. Het gebruik van een scala aan indicatoren om deze gegevens te interpreteren maakt tech­nische analyse dan ook een kunst en geen exacte wetenschap. 

 

Jaar aan diggelen
Volgens veel econo­men en analisten zou 2011 het jaar van het aandeel gaan wor­den. Zo zag Royce Tostrams het 'lange­termijnplaatje' van de AEX steeds posi­tiever worden en hij stelde een koersdoel vast voor de AEX van 41'7 punten met als voorwaarde een doorbraak boven de 358 punten. "Dit zou best wel eens een goed aandelen­jaar kunnen wor­den", aldus Tostrams in Effect. Nico Bakker ging nog verder door 401, 464 en zelfs 564 te noemen als potentiële koersdoelen. Na doorbraak boven de 358 punten aan de bo­ven kant van de markt lag volgens hem de weg namelijk vrij naar fors hogere niveaus. 

Roelof-Jan van den Akker bleef daarentegen voorzichtig. Hij wees op belangrijke langetermijnweerstanden boven de 358 punten. Van den Akker verbaasde zich dan ook over het collectieve optimisme en wilde de markt van stap tot stap volgen met het eerste kwartaal als voorlopige horizon. In maart had hij uiteindelijk voldoende aan­wijzingen om de andere visies te kunnen delen en zag hij ruimte tot 401 of 412 pun­ten. Vooralsnog bereikte de Amsterdamse beursgraadmeter in februari 2011 een top op 374 punten en sindsdien is de index flink gedaald. 

Vraag is dan ook of de tweede helft van dit jaar beter zal worden. Voor Tostrams is er in ieder geval reden voor twijfel. Hij ziet dat zich in de afge­lopen maanden een opvallende draai heeft afgetekend in de finan­ciële markten. Zijn de­vies luidt nu dan ook om behoedzaam te zijn, waarbij alleen korteter­mijnposities met een zeer strakke stoploss kunnen worden inge­nomen. Ook Bakker is voorzichtiger geworden en wacht op richtingge­vende signalen. Van den Akker ziet bodemvor­ming richting 312 pun­ten en daarna een sterke stijging. De grafieken laten in ieder geval geen eenduidig beeld meer zien. En nu technisch analisten het ook niet meer goed weten, kan alleen de tijd nog leren of de koersdoelen die begin dit jaar werden genoemd nog haalbaar zijn. Voorlopig is het beeld van het jaar van het aandeel hele­maal aan diggelen.