VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

De ogen van beleggers waren dit weekend vooral op Italië gericht. De Italianen mochten zich uitspreken over grondwetswijzigingen die het mogelijk moeten maken wetten sneller aan te nemen en de macht van de senaat inperken.

Na de Brexit en Trump was dit de derde grote gebeurtenis dit jaar die op de beurzen niet de reactie gaf die iedereen van tevoren leek te vrezen. Het werd een overduidelijk ‘nee’ en premier Matteo Renzi, die steun wilde voor de grondwetswijziging, trad zoals hij had aangekondigd af. 

Dit kan op termijn slecht nieuws zijn voor de EU, want als er verkiezingen komen in Italië kan de oppositie weleens een greep naar de macht doen en de partijen die nu oppositie voeren in Italië hebben één ding gemeen: ze zijn anti-Europa. De populistische Vijfsterrenbeweging van Beppe Grillo was al de winnaar bij de recente gemeenteraadsverkiezingen in de belangrijke steden Rome en Turijn. En dan is er nog de anti-immigratiepartij Lega Nord, de Italiaanse variant van de PVV.

Maar er zit ook een positieve kant aan het wegstemmen van de voorstellen, als in de nabije toekomst die oppositie inderdaad de macht grijpt, blijft de stroperigheid die de Italiaanse politiek al jaren kenmerkt vermoedelijk bestaan. Extreme ideeën, zoals het weer invoeren van de lire, kunnen dan wat minder makkelijk worden gerealiseerd.

Wel zagen beleggers op 5 december de euro verliezen tegenover de dollar en andere belangrijke wereldvaluta, en daalden de aandelenbeurzen. Maar dat duurde niet lang, want binnen een half uur na de opening stonden alle beurzen weer in de plus, zelfs de beurs van Milaan, die aan het eind van de ochtend een half procent hoger stond. 

Op de rentemarkten waren de gevolgen ook te overzien. Hier was een nee-stem volgens experts toch wel ingeprijsd, hoewel de koersen van Italiaanse ‘investment grade’-obligaties licht daalden, en de rente dus wat opliep. Het verschil tussen Italiaanse tienjarige staatsleningen en de Duitse liep 14 basispunten op.

De Italiaanse bankensector blijft wel een tikkende tijdbom. Italië zit via zijn banken op een grote hoeveelheid dubieuze leningen die optelt tot 350 miljard euro, ofwel 21 procent van het bruto binnenlands product. De banken zelf zeggen dat hun dubieuze leningen zo’n 40 à 50 procent van de nominale waarde waard zijn, maar volgens analisten en beleggers die momenteel op grote schaal ‘short’ gaan in Europese banken is dat eerder zo’n 20 procent.

Aandelen van de belangrijkste Italiaanse banken stonden in de meeste gevallen wel iets lager op de dag na het referendum. Maar het aandeel in de oudste bank ter wereld, Monte dei Paschi di Siena, hield de schade beperkt. Toch zal deze bank ergens in de komende weken moeten worden geherkapitaliseerd, daar zijn alle deskundigen het wel over eens. Daarbij zouden naast de aandeelhouders ook de obligatiehouders verplicht kunnen worden een flinke duit in het zakje te doen.

Het is nu de vraag in hoeverre de ECB bereid is nog één keer door de vingers te zien dat een bank met staatssteun overeind wordt geholpen. Dat zou de sector zeker goed doen. Beleggers kijken nu uit naar aanstaande donderdag (8 december), als de ECB weer wat gaat zeggen over het monetaire beleid dat zij voert. Wellicht zegt Mario Draghi ook iets over de toestand in zijn geboorteland. Er werd rekening gehouden met een verlaging van het obligatie-opkoopprogramma, maar de ECB zou dit vanwege de uitslag in Italië nu ook kunnen uitstellen om de rust op de obligatiemarkten en in de bankensector te bewaren.

2016 was het jaar van de onverwachte verkiezingsuitslagen, én van de onverwachte beursreacties daarop: zowel de Brexit als de overwinning van Trump was tegen alle voorspellingen in. Het leidde maar heel even tot onrust op de beurzen, en de Amerikaanse uitslag werd zelfs zeer positief ontvangen. Het Italiaanse referendum past dus in die trend.