VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Maar of de aandeelhouders er blij mee moeten zijn is de vraag.

Het toezicht op de grotere Europese banken is na de eurocrisis op Europees niveau gebracht. Het Europees resolutiefonds is opgetuigd om in te grijpen als een bank op omvallen staat. Deze week deed het fonds zijn eerste ingreep, maar het was nog geen echte test voor het ‘bail-in principe’.

De Spaanse Banco Popular werd woensdag voor 1 euro verkocht aan Santander. Dit gebeurde in een veiling opgezet door het Europese resolutiefonds (SRF). Aanleiding was een uitstroom van tegoeden waardoor de bank volgens de Europese Centrale Bank op het punt stond om te vallen.

Deze uitstroom was een gevolg van zorgen over de financiële stabiliteit van de bank. Die is al langere tijd in twijfel doordat Banco Popular kampt met een grote portefeuille slechte leningen, in het bijzonder leningen voor onroerend goed.

Hoe groot het gat was, bleek woensdag uit het feit dat Santander meteen 7,9 miljard euro aan voorzieningen voor slechte leningen nam. Om de balans tegelijkertijd weer te versterken haalt Santander 7 miljard euro op met een claimemissie. De opbrengst gaat direct naar de nieuwe dochter.

Volgens Santander komen de voorzieningen voor slechte leningen bij Banco Popular hiermee op een vergelijkbaar niveau als bij de rest van de bank. Deze zou daarmee voldoende gekapitaliseerd moeten zijn en de totale transactie moet al in 2019 een positieve bijdrage leveren aan de winst per aandeel. Aandeelhouders reageren niet al te enthousiast op de gedwongen overname: het aandeel Santander koerst een procentje lager. Een ramp lijkt men het dus ook weer niet te vinden.

Dat gekozen is voor deze constructie betekent dat de andere kredietverschaffers van de bank niet mee hoeven te betalen aan de redding. Daarmee wordt het bail-in principe dat ten grondslag ligt aan het nieuwe Europese resolutiemechanisme niet echt getest.

Dit gaat ervan uit dat na de aandeelhouders de kredietverschaffers zoals obligatiehouders mee moeten betalen aan de redding van een bank. Hun vorderingen zouden dan (deels) worden omgezet in aandelen.

Hoeveel kapitaal van kredietverschaffers precies beschikbaar zou zijn is lastig te zeggen. De kwartaalrapporten die Banco Popular heeft gepubliceerd geven hier weinig inzicht in.

Het laatste jaarverslag is van 2015. Daarin is te lezen dat er aan het eind van dat jaar niet meer dan 3,5 miljard euro aan gewoon en achtergesteld schuldpapier op de balans stond.

Het omzetten van de vorderingen van deze investeerders in aandelen zou niet voldoende zijn geweest om de financiële positie van de bank te versterken, Santander injecteert immers 7 miljard euro. Dat had betekend dat mogelijk een beroep had moeten worden gedaan op de tegoeden van grote spaarders.

Een bail-in van de kredietverschaffers van Banco Popular zou dus een mooie testcase zijn geweest waar de verliezen uiteindelijk neerslaan als een grote Europese bank in de problemen komt. Omdat Santander de herstructurering van Banco Popular op zich neemt laat een echte testcase voor het Europese bail-in principe nog even op zich wachten.