VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Na een jaar waarin de economie in de eurozone met 2,4 procent groeide, was de jaarstart een stuk minder. Het zou een tijdelijk fenomeen kunnen zijn door onzekerheid over de wereldhandel en een sterkere euro. Een andere verklaring is dat nu duidelijk wordt dat een tekort aan investeringen de eurozone structureel remt en eurolanden werk moeten maken van hervormingen.

De Europese Centrale Bank concludeerde afgelopen week bij monde van bestuurslid Peter Praet dat sprake is van een vertraging ten opzichte van het laatste kwartaal van 2017. Hij noemde onzekerheid over de wereldhandel als belangrijkste reden.

De vertraging is in veel cijfers te zien. De groei van de geldhoeveelheid, een vaak aangehaalde vroege indicator voor de economie, is de laatste maanden bijvoorbeeld aanzienlijk vertraagd. De groei van de M3-geldhoeveelheid is gezakt van ruim 5 naar 3,6 procent, het laagste niveau sinds 2014. Op dat moment zat deze indicator in de lift in reactie op de plannen voor het opkoopprogramma door de ECB.

Daarnaast zijn verschillende inkoopmanagersindices gezakt. Voor de hele eurozone staat deze op het laagste punt in anderhalf jaar. Vooral in Frankrijk en Duitsland meldden bedrijven dat de omstandigheden minder goed zijn dan vorig jaar.

Een van de redenen lijkt het afzwakken van de exportgroei te zijn. In maart nam de export met 3 procent af. Dit kan een gevolg zijn van het oplopen van de euro vorig jaar. De munt begon 2017 net boven de 1 dollar, maar steeg tegen de verwachting in naar 1,25 dollar in februari dit jaar. Inmiddels is de euro weer wat gezakt tot onder de 1,17 dollar.

De vraag is nu of het afzwakken van de exportgroei tijdelijk is, of dat de eurozone weer terugzakt naar een lager groeitempo. ING stelde in een rapport eerder dit jaar dat het laatste wel eens het geval zou kunnen zijn.

Volgens economen van de bank heeft de crisis flinke impact gehad op de ‘capaciteit’ van de economieën in de eurozone. Het arbeidsaanbod is afgenomen en bedrijven hebben weinig geïnvesteerd.

Dit laatste is ook duidelijk te zien in de cijfers van Europees statistiekbureau Eurostat. De investeringen zijn het afgelopen decennium gezakt van 23,5 procent van het bruto nationaal product in 2007 naar 19,6 procent in 2015. Sindsdien is het wel iets gestegen, maar het is nog lang niet terug op het niveau voor de crisis.

Een laag investeringsniveau zien we ook elders. In de VS wordt dit fenomeen ook als belangrijkste verklaring gezien voor het zwakke herstel van de economie na de recessie van 2008 en 2009. Het was ook een van de belangrijkste argumenten voor de verlaging van de winstbelasting die eind vorig jaar werd doorgevoerd.

Of die belastingverlaging leidt tot een investeringsimpuls en een groeiversnelling moet nog blijken. Als het werkt, dan toont het aan dat er iets te doen is aan de lage investeringen en structureel lagere groei. De ING-economen vragen zich af of overheden in de eurozone bereid zijn om belastingen te verlagen en uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling te verhogen. Als de groeivertraging doorzet ontkomen ze er wellicht niet aan.