VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

De woorden van President Reagan “here we go again” zijn zeker van toepassing op een debat dat volgde op een recent artikel over de rol van de accountant bij het ontdekken van fraude tijdens de reguliere controle.

De teneur van het debat is vaak: van de accountant wordt gewoon teveel verwacht en zeker op het gebied van fraude. Dit debat vindt plaats in een omgeving waar al jaren grote twijfel bestaat over de kwaliteit van de accountantscontroles, dit mede dankzij soms schokkende en zeer kostbare debacles als gevolg van fraude. Het debat kreeg een wel heel vreemde lading toen nota bene een forensisch accountant, Peter Schimmel, onlangs in het Financieele Dagblad (FD) stelde dat het ontdekken van fraude niet de taak is van de accountant. Hij stelde het zelfs nog harder met de opmerking “wat kan een accountant eigenlijk vaststellen in geval van fraude? Per definitie: niets.”

De cliënten (of moeten we zeggen: mensen die moeten vertrouwen op het oordeel) van deze forensische accountant moeten geschrokken zijn van zijn uitlatingen. Volgens algemeen aanvaarde controlestandaarden wordt duidelijk van de accountant verwacht dat deze tijdens de controle risico’s inschat en procedures hanteert die specifiek gericht zijn op het ontdekken van materiële, frauduleuze “misstatements” in de financiële verslaggeving. In een recente rechtszaak rond grootschalige fraude bij de Amerikaanse Colonial Bank viel de accountant terug op de gebruikelijke verdediging dat “zelfs een goed geplande en uitgevoerde controle een materiële “misstatement” als gevolg van fraude niet hoeft te ontdekken”. De rechtbank veegde dat argument van tafel als “niet geloofwaardig” en stelde onomstotelijk vast dat de accountant de controle van - in dit geval Colonial Bank - niet goed had opgezet om fraude te ontdekken en dat zij daarmee de geldende controlestandaarden overtrad.

Schimmel stelt dat wij “van de accountant geen wonderen mogen verwachten als het om het ontdekken van fraude gaat”. Dat wordt ook zeker niet verwacht. Integendeel, we praten hier over standaarden en activiteiten waar de accountant zich tijdens de controleopzet en -uitvoering doodgewoon aan heeft te houden.

Het is niet duidelijk in de argumenten van Schimmel of hij alleen maar praat over kleine fraudes of ook de grootschalige, langdurige fraudes. Hij heeft gelijk dat fraudeurs er alles aan zullen doen de fraudeactiviteit te verhullen. Maar mijn ervaring is dat fraude veel dichter aan de oppervlakte zit dan soms wordt aangenomen. Vaak weet men op de vloer dat er “iets” niet klopt en dan gaat het bij uitstek om de interne procedures bij de onderneming of daar aandacht aan besteed wordt en de signalen worden opgepakt. Juist de accountant moet goed luisteren en vaststellen tijdens zijn controlewerkzaamheden of de processen rond fraude en corruptie adequaat zijn.

Tot slot is de opmerking van Schimmel dat “de gelegenheid niet de fraude veroorzaakt” apert onjuist. Het is juist de vermeende gelegenheid binnen de onderneming door zwakke procedures, onwil om te reageren op signalen en teveel macht bij personen op kwetsbare posities dat de fraudeur zijn kans waarneemt en grijpt. Dat zijn dan ook precies de aspecten waar de accountant tijdens zijn reguliere opdracht zijn toegevoegde waarde kan en moet bewijzen.

Paul Koster is directeur van de VEB

Dit is een langere versie van het opiniestuk dat eerder deze week in het Financieele Dagblad verscheen.