VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

De energieprijzen zitten in de lift. Consumenten merken het aan de pomp terwijl bedrijven hun energiefactuur sterk zien toenemen. De prijs van een vat Brent Noordzeeolie rondde dit najaar voor het eerst sinds eind 2014 de kaap van 85 dollar. De Amerikaanse West Texas Intermediate (WTI)-variant is zo’n 10 dollar per vat goedkoper, maar was ook in bijna vier jaar niet meer zo duur. Hoe gaat het verder?

Analisten durven het weer over 100 dollar per vat ruwe olie te hebben, dankzij de verwachte verkrapping van het aanbod. Vorige maand beslisten de OPEC-landen om op korte termijn hun output van ruwe olie niet te verhogen. Eerder had de Amerikaanse president Trump zijn ongenoegen geuit over de hogere prijs en er bij de OPEC op aangedrongen om meer olie op te pompen.

Ironisch genoeg zijn de Amerikanen met een herinvoering van de economische sancties tegen Iran zelf voor een groot deel verantwoordelijk voor de recente prijsstijging. De VS willen de Iraanse olie-export aan banden leggen. Iran is de derde grootste OPEC-producent. Het is momenteel nog onduidelijk wie de verloren productie zal compenseren. Binnen het OPEC-kartel beschikt alleen Saoedi-Arabië nog over voldoende reservecapaciteit.

Toch moet er niet te veel optimisme zijn over de olieprijs. De groei van het aanbod was in drie jaar niet meer zo hoog doordat verschillende niet-OPEC landen als Rusland en de VS de productie wel flink opschroeven, net als Brazilië, Canada en Kazachstan. Hogere prijzen moedigen investeringen in exploratie en productie aan. Aan de vraagzijde hebben zowel het Internationaal Energie Agentschap als de Amerikaanse Energy Information Administration de consumptieprognoses voor dit en volgend jaar neerwaarts bijgesteld. Met name in de opkomende markten staat de vraag onder druk, omdat de daling van de lokale valuta tegenover de dollar de olie-invoer duurder maakt. Bovendien hebben heel wat landen de voorbije jaren hun brandstofsubsidies fors verminderd of zelfs afgeschaft. Daardoor is de impact van de hogere prijzen op de vraag nu groter. Dan is er nog China, waar de groei vertraagt. Ongeveer een derde van de groei van de vraag naar ruwe olie in de periode tussen 2016 en 2018 kwam op rekening van de Chinese Strategische Petroleum Reserve (SPR). Deze SPR heeft nu het gewenste niveau bereikt, dus deze vraagfactor valt weg.

(Groene) uitdagingen
Stijgende energieprijzen zorgen in principe voor hogere kasstromen bij de geïntegreerde olie- en gasbedrijven. De Stoxx Europe 600 Oil en Gas subindex noteert mede hierdoor 15 procent hoger dan bij de start van 2018 terwijl de Stoxx 600 Europe over dezelfde periode tegen een negatief rendement aankijkt. Daarbij gingen lagere kapitaaluitgaven gepaard met structurele kostenbesparingen. Samen met de aantrekkende prijzen vormde dit een ideale omgeving voor hogere kasstromen.

Toch blijven er nog flink wat uitdagingen over voor de energieondernemingen. De markt verwacht naast omzet- en winstgroei ook royale aandeelhoudersuitkeringen. Daarnaast moet ook de uitstoot van koolstofdioxide (CO2) sterk omlaag. Dit impliceert bijkomende investeringen in groene energie. De groene en financiële doelstellingen combineren belooft niet eenvoudig te worden, zeker niet als de stijging van de olieprijzen begin af te nemen of omslaat in een correctie. De upstream investeringen (exploratie en productie) beginnen weer aan te trekken terwijl ook de financiële impact van de diversificatie niet mag worden onderschat. Zo beloofde Shell om de uitstoot van CO2 tegen 2035 en 2050 met respectievelijk een vijfde en de helft terug te dringen. Andere energiebedrijven deden vergelijkbare beloftes. Hier zijn forse investeringen nodig. Het valt af te wachten of er ook bij lagere olieprijzen nog voldoende middelen zullen overblijven om de dividenden en aandeleninkopen op het huidige niveau te handhaven.

Diversificatie richting groene energie is ook om een andere reden noodzakelijk. Steeds meer institutionele investeerders bouwen hun investeringen in bedrijven die actief zijn in fossiele brandstoffen af. Sommige hebben zelfs plannen om deze helemaal stop te zetten. In het kader van een verantwoord beleggingsbeleid komen op termijn enkel nog duurzame beleggingen in aanmerking. Dit geldt zowel voor de eigen middelen als voor de fondsen die voor rekening van klanten worden beheerd. Zo besliste vermogensbeheerder NN Investment Partners in oktober om per direct investeringen in oliezanden uit te sluiten. Ook verschillende beleggingsfondsen die de nationale rijkdommen van landen beheren (de Sovereign Wealth Funds) koppelen hun investeringsbeleid aan de doelstellingen die op het Klimaatakkoord van Parijs werden afgesproken.

Gezonde basis
Niettemin staan de energiebedrijven er een stuk beter voor dan enkele jaren geleden. Schulden werden fors afgebouwd met lagere rentelasten als gunstig gevolg. Dit neemt niet weg dat de aandelen op korte termijn kwetsbaar blijven voor een terugval van de olie- en gasprijzen. Met waarderingen onder het marktgemiddelde en nog steeds hoge aandeelhoudersvergoedingen vormen correcties een koopkans.

Shell is dit jaar een achterblijver op de beurs ondanks een aangekondigde inkoop van 25 miljard euro aan eigen aandelen. Die komt bovenop een aantrekkelijk dividendrendement. De verkoop van activa om schulden te verlichten, is intussen zo goed als afgerond. Shell wil tussen 2018 en 2020 niet minder dan 25 nieuwe projecten opstarten. De energiegroep mikt voor de periode tussen 2019 en 2021 op een kasstroom van gemiddeld 30 tot 35 miljard euro op jaarbasis. Deze prognose is gebaseerd op een olieprijs van 60 dollar per vat, wat een conservatieve schatting lijkt.

BP is niet langer het lelijke eendje onder de geïntegreerde energiegroepen. De Britten gooien het juk van de olieramp in de Golf van Mexico (intussen acht jaar geleden) stilaan van zich af. Vorig jaar werden zeven olie- en gasprojecten opgestart die de output tot 2020 met gemiddeld 5 procent per jaar zullen doen toenemen. Met de verwachte toename van de kasstromen moet BP de schulden verder kunnen afbouwen en ook het dividend (minstens) op peil houden. Daarnaast is er ook ruimte om de inkoop van eigen aandelen te hervatten. Het rendement van BP ligt op dit moment net iets lager dan dat van Shell, maar hoger dan dat van Total.

Door de overname van de LNG-activiteiten (vloeibaar aardgas) van Engie is Total net als Shell uitgegroeid tot een belangrijke speler op het vlak van LNG. Vorig jaar kocht Total het Deense Maersk Oil en een aandeel in offshore-activiteiten in Abu Dhabi. Ook de Franse energiereus heeft een programma van aandeleninkoop, maar dit is met 5 miljard dollar een stuk kleiner dan dat van Shell.

Het Italiaanse ENI is voor ongeveer 30 procent in handen van de overheid. Dit wordt door de markt momenteel als een nadeel beschouwd gezien de politieke instabiliteit in Italië, maar de waardering van ENI ligt wel onder het sectorgemiddelde. Dankzij de ontdekking van het enorme Zohr-gasveld in de Middellandse Zee beloven de Italianen uit te groeien tot een belangrijke leverancier van aardgas aan Azië.

 


U heeft geen gratis artikelen meer over
Nog geen VEB-account?
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen.
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap