VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Shell was ooit groot in kolen, in de jaren zeventig van de vorige eeuw maakte het een korte uitstap naar kernenergie en in de hele bedrijfsgeschiedenis maakte het verschillende energietransities mee. De ambitie om nu een stroomgigant te worden, is zo gek nog niet, wil Maarten Wetselaar hier maar mee zeggen.

Wetselaar is als Director Integrated Gas and New Energies eindverantwoordelijk voor deze stap en de andere duurzame plannen van Shell. Het bedrijf heeft daarvoor tot 2020 gemiddeld 1 tot 2 miljard dollar per jaar aan investeringen ingepland.

In een interview licht de Shell-bestuurder de duurzame strategie toe en gaat in op wat deze betekent voor aandeelhouders. Hij verwijst daarbij regelmatig naar een eigen voorspelling van Shell van de wereldwijde energieconsumptie tot 2100. Die laat zien dat het gebruik van olie en gas de komende decennia zal pieken, maar tot de volgende eeuwwisseling nog onderdeel zal zijn van een energiemix die steeds duurzamer wordt.

Duurzame ambities van Shell kunnen standaard rekenen op enige scepsis. Grote aandeelhouders maakten zich er vorig jaar hard voor om de doelen duidelijker te formuleren. Shell kondigde hierop in december aan dat het duurzame doelen gaat opnemen in het beloningsbeleid.

Wetselaar begrijpt de scepsis, maar wil duidelijk maken dat het Shell ernst is met de energietransitie. Daarbij houdt hij wel één slag om de arm. Als de maatschappij als geheel geen grote stappen zet met de uitvoering van het akkoord van Parijs, zal ook Shell niet voor de troepen uit kunnen lopen.

1. U laat zien dat er vraag blijft naar olie en gas. Waarom kan Shell zich niet gewoon daarop blijven richten?
“Daar is inderdaad een hele grote markt voor, dus wij kunnen dat de komende honderd jaar blijven doen. Dat zou een valide strategie kunnen zijn, en er zijn bedrijven en zeker ook landen die deze strategie kiezen. Maar wat we dan vergeten, is dat wij feitelijk een bedrijf zijn dat eindklanten bedient. Wij verkopen 6 miljoen vaten olie per dag aan consumenten en bedrijven, terwijl we maar 1,8 miljoen vaten per dag produceren en iets minder dan 3 miljoen vaten raffineren. De klantenkant van Shell is veel groter dan de productiekant. Wat ons dus fascineert, is de vraag wat klanten van ons willen kopen.”

2. En wat willen klanten in de toekomst van Shell kopen?
“Als ik kijk naar de energietransitie dan gaat dat de komende twintig tot dertig jaar sterk verschuiven. Over dertig jaar kopen consumenten alleen nog maar elektriciteit. Dat verkochten wij tot voor kort niet. Voor ons is het dus weliswaar mogelijk om een olie- en gasbedrijf te blijven, maar dan laten we een hele grote kans liggen omdat wij eigenlijk de beste marketeer van energie in de wereld zijn en het sterkste energiemerk ter wereld hebben. Daarom denken we dat we in die vraag naar elektriciteit een hele grote rol kunnen spelen.”

3. Hoe groot wilt u worden in elektriciteit?
“Als we kunnen bewijzen dat we er een goed rendement in kunnen maken, willen we daar het grootste stroombedrijf ter wereld van maken.”

4. Wat verstaat u onder een goed rendement op het geïnvesteerde vermogen?
“We hebben daar een bandbreedte van 8 tot 12 procent rendement voor aangegeven. Als we door de tijd heen in het midden daarvan zitten en we dus net een rendement met dubbele cijfers kunnen maken, dan denk ik dat dit genoeg is. We moeten aan onszelf bewijzen dat we dat kunnen. Als we het vertrouwen krijgen dat het kan, dan gaan we het zo groot maken dat het in financiële zin van dezelfde omvang wordt als de oliedivisie en de gasdivisie.”

5. De winstgevendheid van veel stroombedrijven ligt aanzienlijk lager. Eneco zit op circa 5 procent. Waarom kan Shell hier meer aan verdienen dan de gevestigde partijen?
“Als ik kijk naar Noordwest-Europa en de twintig grootste energieleveranciers bij elkaar pak, dan is het rendement over vijf jaar wel meer dan 5 procent, maar inderdaad geen 12 procent. Wij zien echter wel een paar dingen die ons wat vertrouwen geven. Zo is dit een relatief gefragmenteerde markt met gemiddeld genomen inefficiënte bedrijven die komen uit een situatie dat het overheidsbedrijven waren. Een speler met internationale schaal, met moderne IT-platforms, die niet allerlei lastige kolencentrales of kerncentrales aan zich heeft hangen en die een sterk merk en een sterke marketingafdeling heeft, kan de slag best winnen.”

6. Op wat voor termijn moet u naar die 8 tot 12 procent rendement?
“Dat wil ik binnen drie jaar wel bewezen hebben, daar gaan we niet tien jaar over doen. Daarvoor is de energietransitie ook te urgent. Wij denken dat we hier eerder mee zijn dan anderen, en dan zou het schandalig zijn als we er tien jaar op gaan studeren en iedereen ondertussen hetzelfde kan doen. Als het kan, willen we hiermee doorpakken en dan zie je ons in de jaren twintig harder lopen dan we nu doen. Die 1 tot 2 miljard dollar per jaar is ook geen klein bedrag. Wijs mij maar een bedrijf aan dat dit uitgeeft aan nieuwe energie. Het is dus is niet een beetje een hobby van Maarten in de hoek, er staan wel negen nullen achter.”

7. De kritiek dat het op het totaal aan investeringen van Shell een klein bedrag is, is niet terecht?
“Nee, en dat is ook zo omdat je in deze sector heel vaak geld van andere partijen gebruikt. Dat is anders dan bij olie en gas. Als de bouw van een boorplatform 10 miljard dollar kost, dan zit er ook voor 10 miljard dollar Shell-geld in. Als ik voor 10 miljard dollar een windmolenpark bouw, is misschien 1 miljard dollar Shell-geld. Bij het windpark Borssele krijgen wij de helft van de stroom, maar zit er maar voor 20 procent eigen geld van ons in. Met externe projectfinanciering meegeteld is dat zelfs minder dan 10 procent.”

8. U noemt een termijn van drie jaar. Wat als blijkt dat het niet mogelijk is om met de nieuwe energietechnologieën goed geld te verdienen?
“Dan komen we er eigenlijk achter dat we hier niet commercieel in kunnen investeren, onze aandeelhouders verwachten namelijk meer dan dat. Ik zie zelf maar twee redenen waarom dat zo zou kunnen zijn. De eerste is dat wij het niet kunnen, maar anderen wel. Dat is eigenlijk niet acceptabel en is ons nog nooit gebeurd. Als de rest van de industrie er ook niet komt, dan is dat omdat de samenleving niet op weg is naar Parijs. Dan komen we in het vakje terecht waarbij het voor ons niet mogelijk is om op de samenleving vooruit te lopen. Ik moet daar zelf niet aan denken en mijn organisatie al helemaal niet.”

9. In 1997 was er al het Kyoto-protocol, de voorloper van het akkoord van Parijs. Dat geldt ook niet als een groot succes. Waarom zou het nu anders gaan?
“Dat is het spannende van deze periode, dit speelt zich nu uit. Eigenlijk wil iedereen hetzelfde, namelijk Parijs, maar de vraag is of mensen bereid zijn daarvoor hun gedrag aan te passen, of er iets meer voor te betalen. Hoe meer mensen hun gedrag moeten aanpassen, of hoe meer ze moeten betalen, hoe minder enthousiast ze zijn. Mijn en onze overtuiging is wel dat we niet meer terug kunnen, maar dat het zeker een hobbelig pad zal zijn. Dat zien we ook aan de politieke discussie erover. Het is niet onze rol om dat debat op te lossen, maar om oplossingen aan te dragen. Wij moeten ervoor zorgen dat mensen niet een half uur staan te wachten om hun auto op te laden en dat het huis echt warm is als ze het met groene energie verwarmen. Ik kan me niet voorstellen dat als wij met oplossingen komen die echt werken, dat mensen dan niet bereid zijn ons daar een goed rendement voor te betalen.”

10. In de Nederlandse politiek staat een CO₂-belasting op de agenda. Hoe kijkt u daarnaar?
“Wij zijn al sinds 2001 publiekelijk voorstander van het beprijzen van CO₂ en denken dat het de beste manier is om de markt wereldwijd het probleem te laten oplossen. Wij zijn een van de grootste energiegebruikers van Nederland met raffinaderijen met chemische installaties, dus wij zitten niet alleen maar een mooi verhaal op te hangen. Als er een prijs op CO₂ komt, zou dat onze operatie echt raken, maar we denken toch dat het beter is dan allerlei verplichtstellingen en indirecte ingrepen.”

11. Doet u actief mee aan de discussie?
“Absoluut, wij doen over de hele wereld mee aan gesprekken over CO₂-beprijzing. Er zijn ook heel veel landen waar het al bestaat. We hebben economen in dienst die daar op niveau over kunnen meepraten.”

12. Zou u overwegen bepaalde energie-intensieve activiteiten toch te verhuizen als het hier wordt ingevoerd?
“De bedrijven die wij hier in Rotterdam hebben, produceren voor Europa, dus als er een Europese prijs op CO₂ is, blijft die echt wel staan. Als er een Rotterdamse prijs op CO₂ komt, is het lastiger, dan zet je ‘m misschien in Amsterdam neer, dus je moet proberen het geografisch bereik breed genoeg te maken.”

13. Veel aandeelhouders Shell hechten aan een goed rendement en een voorspelbaar dividend. Kunnen zij daarop blijven rekenen?
“De aandeelhouder is de eigenaar van het bedrijf en is vaak in onze gedachten. Hij krijgt op dit moment een heel mooi dividendrendement dus wordt nu goed bediend, maar we moeten natuurlijk een aantrekkelijke investering blijven. Als ik echt geloof dat ik rendementen met dubbele cijfers kan verdienen in CO₂-vrije energie, dan willen we er heel veel geld in investeren. Als het niet aantrekkelijk is, dan gebeurt dat niet. Het is geen uitruil tussen de maatschappij en de aandeelhouder. Het is juist bijzonder goed voor de maatschappij als de aandeelhouder heel veel geld in nieuwe energie wil steken.”


Shells groene doelstelling: pot met goud of onrealistisch ambitieus?


De VEB is verrast over Shells doelstelling om binnen drie jaar een rendement op geïnvesteerd kapitaal van 8 tot 12 procent te realiseren op groene investeringen.

Shell behaalde in 2018 een winst van ruim 21 miljard dollar op een geïnvesteerd vermogen van 281,5 miljard dollar. Daarmee kwam het rendement op 7,6 procent.

Dat is lager dan het rendement van rond de 9 procent dat kapitaalverschaffers voor een bedrijf met het risicoprofiel van Shell minimaal zouden willen zien. Die rendementshorde weet Shell al sinds 2013 niet te slechten.

Het bedrijf stak nog niet eens zo heel lang geleden miljarden in projecten die alleen rendabel bleken bij een olieprijs boven de 100 dollar. Op die projecten moest door de dalende olieprijs fors worden afgeschreven. Rendementen daalden tot een dieptepunt van minder dan 2 procent in 2015.

Sindsdien gaat het door kostenbesparingen, een ijzeren investeringsdiscipline en hogere olieprijzen weer beter, maar topman Ben van Beurden blijft rekening houden met een nog altijd mager rendement op geïnvesteerd kapitaal van 10 procent tegen 2021. En hier is ook nog een olieprijs van minimaal 60 dollar voor nodig.

Het is dus opmerkelijk dat Shell nu goede hoop heeft om op korte termijn een rendement op de groene investeringen te realiseren dat hier boven ligt.


U heeft geen gratis artikelen meer over
Nog geen VEB-account?
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen.
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap