VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

De 10e Diligentialezing die eind mei in Den Haag werd gehouden had met ESG (Environment, Social en Governance) een uiterst actueel en voor beleggers relevant thema. Het werd duidelijk dat het bij deze problematiek om schuivende panelen gaat.

Wat in jaarverslagen van beursgenoteerde bedrijven doorgaans met ESG wordt aangeduid, wordt in andere media vaak geschaard onder de noemer duurzaamheid. Duurzaamheid omvat ESG; het wordt gedefinieerd als de verantwoordelijkheid van bedrijven voor de effecten die hun handelen in de maatschappij teweegbrengen. Duurzaamheid raakt alle facetten van het ondernemen en de onderneming, maatschappelijk verantwoord ondernemen en verantwoord beleggen. Die laatste term is er een om in de gaten te houden.

Wetgevers, media, beleggers, ondernemingen, banken, toezichthouders en professionele dienstverleners vragen of ondervinden grote aandacht voor ESG. Er zijn hoge verwachtingen over de bijdrage van beleggers aan de VN Sustainable Development Goals. Het Europese speelveld maakt ambitieuze, stormachtige en dynamische veranderingen door, hetgeen aanleiding kan vormen tot fundamentele en schoksgewijze heroriëntatie. Beleggingskeuzes van zowel institutionele als particuliere partijen kunnen hierdoor drastisch wijzigen, terwijl onduidelijkheid heerst.

De Diligentialezing bood een podium aan twee sprekers, die – gelet op hun achtergrond – een treffende illustratie zouden bieden van de breedte van het ESG-onderwerp. Breedte die zeker ook het gevolg is van de verschillen in de disciplines van waaruit ESG kan worden benaderd.

Kris Douma, Director of Strategic Projects bij UN Principles for Responsible Investment (PRI), sprak als eerste. UN Principles for Responsible Investment is een initiatief onder de vlag van de Verenigde Naties waarbij institutionele partijen zich aansluiten als ondertekenaars om zich publiekelijk te binden aan zes ESG-principes. De aangesloten institutionele beleggers stellen voorop dat ESG de prestaties van de beleggingsportefeuilles beïnvloedt, en dat het toepassen van de principes ertoe bijdraagt dat belangen van beleggers stroken met de bredere sociale belangen.

In de kern committeren de institutionele beleggers zich eraan, ESG-overwegingen in hun beleggingsanalyse en besluitvormingsproces te integreren. In The Second Generation of Responsible Investment, stelt PRI voorop dat ESG-integratie niet slechts toegestaan is, doch verplicht. Beleggers krijgen dus een fiduciaire plicht de duurzaamheidsgevolgen in hun besluitvormingsproces te integreren. Los daarvan is het volgens Douma gewoon een verstandige beleggingskeuze; het betreft investeren in de toekomst. Douma onderstreepte dat er een goede investment case te maken is voor ondernemingen die duurzaamheid nastreven. Hij besteedde ook aandacht aan aandeelhoudersbetrokkenheid. Daarbij vestigde hij de aandacht op onderzoek dat uitwijst dat meer betrokkenheid van aandeelhouders waarde voor ondernemingen oplevert.

Advocaat José Blanco Fernández nam het stokje over met zijn voordracht getiteld De koopman, de dominee en diligent vennootschapsrecht. Blanco Fernandez stelde zich ten doel de vraag te beantwoorden of de UN Principles for Responsible Investment een juridische norm zijn. Zijn zij dat, dan heeft een ‘diligente koopman’ zich eraan te houden (als een kwestie van het recht). De UN Principles for Responsible Investment richten zich tot aandeelhouders. Blanco Fernández herinnerde eraan dat een grondgedachte van ons vennootschapsrecht is dat de aandeelhouder bij zijn handelen in beginsel zijn eigen belang voorop mag stellen. Dat is, zo haalde hij aan, het autonomiebeginsel: “de aandeelhouder is, binnen de grenzen van de vennootschapsverhouding, zichzelf tot wet.” Zijn conclusie was daarop dat er geen grondslag in ons vennootschapsrecht is om te stellen dat het aandeelhouderschap de verplichting omvat de principes na te leven. Blanco Fernández zei over de fiduciaire verplichting dat die de positie van institutionele beleggers ten opzichte van hun begunstigden betreft. Die verhouding is een beheersverhouding, geen vennootschapsverhouding.

De lezingen werden gevolgd door een levendige discussie onder leiding van VEB-directeur Paul Koster, die nadrukkelijk aandacht vroeg voor het perspectief van de belegger. De belegger wordt geconfronteerd met een veelheid van claims over de duurzaamheidsprestaties van ondernemingen en financiële producten, die de belegger maar nauwelijks op hun getrouwheid kan toetsen. Koster noemde een aantal actuele voorbeelden ter illustratie van de onmogelijkheid van beleggers om duurzaamheidsclaims van ondernemingen op hun waarde te schatten. Koster bracht de door Douma al genoemde gebeurtenissen bij Vale in Brazilië in herinnering. Ook noemde hij de door de rechter bij PG&E vastgestelde schending van de voorwaarden gesteld gedurende de proeftijd in PG&E’s eerdere veroordeling wegens de pijplijn-explosie in 2010.


U heeft geen gratis artikelen meer over
Nog geen VEB-account?
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen.
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap