VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

De meeste procedures van de VEB zijn niet in een paar jaar opgelost. Zo ook niet de procedures die spelen in de nasleep van de onteigening van de SNS-aandeelhouders en -obligatiehouders. Zowel de Staat als de andere betrokken partijen geven vol (juridisch) tegengas en proberen de procedures op diverse manieren te traineren.

Op 1 februari 2013 heeft de minister van Financiën de aandelen in SNS Reaal ont­eigend. Na de onteigening is de schadeloosstellingsprocedure gestart om de waarde van de onteigende aandelen te bepalen. Volgens de minister was de waarde van de aandelen 0 euro. De VEB heeft zich hiertegen verweerd.

Schadeloosstellingsprocedure: waarde bepalen op het moment van onteigening
In de schadeloosstellings­procedure dient de waarde van de SNS-effecten (zowel de onteigende aandelen als de eveneens ont­eigende obligaties) te worden bepaald op het moment van nationalisatie. Eind april 2018 hebben de drie door de Onder­nemingskamer benoemde deskundigen hun deskundigenbericht gepubliceerd. Op 16 april 2019 volgde de uitspraak. Dat was echter geen definitieve uitspraak. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de waardering door de deskundigen en de daarvoor gebruikte uitgangspunten op onderdelen moeten worden aangepast of een nadere toelichting behoeven. Het gaat met name om de wijze waarop de opbrengst in een verondersteld faillissement van SNS Bank is berekend, de waardering van de opbrengst van de verkoop van het verzekeringsbedrijf van Reaal N.V. en de te hanteren disconteringsvoet. De definitieve uitspraak zal nu pas begin 2020 volgen.

Naar verwachting zal een zeer beperkte compensatie van wellicht enkele centen per aandeel volgen. Bij andere vermogens­bestanddelen zoals bepaalde typen obligaties zal een iets hogere vergoeding volgen. Dit heeft te maken met het feit dat de Ondernemingskamer in deze procedure enkel en alleen kijkt naar de waarde van de vermogens­bestanddelen op het moment van onteigening.

Enquêteprocedure
De uitkomst van de schadeloosstellingsprocedure zal naar verwachting slechts een doekje voor het bloeden zijn. De schadevergoeding voor het grootste deel van de geleden schade moet komen uit andere procedure: de aansprakelijkheidsprocedure. Om de eventuele aansprakelijkheid te bepalen, moet eerst duidelijk worden wat tot de ondergang van SNS heeft geleid. Was er daadwerkelijk sprake van mismanagement zoals premier Rutte kort na de onteigening stelde? Zijn beleggers misleid door de voormalige top van SNS voordat zij hun effecten kochten? Op onder andere deze vragen moet het onderzoek een antwoord geven.

Schermutselingen voorafgaand aan het onderzoek, naar de Hoge Raad!
Het onderzoek is niet zomaar toegewezen. De Staat, SNS en andere belanghebbenden wilden dit onderzoek op allerlei gronden voorkomen. Zij meenden onder andere dat het recht op een onderzoek mee was onteigend. De Ondernemingskamer heeft in haar uitspraak van 8 juli 2015 geoordeeld dat ondanks de onteigening de VEB met andere aandeelhouders bevoegd is tot het doen van een enquêteverzoek. De Hoge Raad heeft deze uitspraak overeind gelaten op 4 november 2016.

De omvang van het onderzoek
Daarna hebben partijen verder geprocedeerd over de omvang van het onderzoek. De Ondernemingskamer heeft uitspraak gedaan op 26 juli 2018 en een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken bij SNS Reaal en SNS Bank en wel over de periode vanaf 1 juni 2006 tot 1 februari 2013. In feite van het moment van de beursgang tot en met het moment van onteigening.

Onderwerpen die aan bod komen, zijn:

- De mate waarin SNS Reaal zich rekenschap heeft gegeven van de voorafgaand aan de overname van SNS Property Finance geïdentificeerde risico's;

- De mate waarin de administratie en het risicobeheer van SNS Property Finance ten tijde van de acquisitie en nadien tekortschoot, de mate waarin SNS Reaal zich daarvan bewust was en de wijze waarop SNS Reaal heeft gereageerd op geconstateerde tekortkomingen;

- De vraag of SNS Reaal tijdig heeft gereageerd op de verslechtering van de onroerend goed markten, zowel met betrekking tot het beheer van de bestaande projecten van SNS Property Finance als met betrekking tot de aanpassing van de (groei)strategie van SNS Property Finance en de besluitvorming die in dat verband heeft plaats­gevonden;

- De mate waarin SNS Reaal c.s. inzicht had in de aan Property Finance verbonden risico's en de consequenties van de risico’s voor de continuïteit van het concern als geheel.

Ook kregen de onderzoekers de opdracht te bezien of de informatievoorziening van SNS Reaal aan het beleggend publiek over de problemen bij Property Finance en over de financiële en operationele toestand van SNS Reaal, SNS Bank en Property Finance in de periode waarop het onderzoek betrekking heeft, adequaat was.

Wederom naar de Hoge Raad
Dit was tegen het zere been van de Staat, SNS en de andere belanghebbenden. Ook voor de omvang van het onderzoek, onder meer op het punt van de concernenquête bij SNS Bank, ging men naar de Hoge Raad. De uitspraak van de Hoge Raad wordt begin 2020 verwacht. Gedurende de cassatie kan het onderzoek wel beginnen.

Eindelijk: het onderzoek begint
Op 2 augustus 2018 zijn drie onderzoekers aangewezen. Deze onderzoekers hebben een begroting van de kosten van het onderzoek gemaakt. Zij verwachten 2,3 miljoen euro aan kosten, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen. Deze kosten zijn voor rekening van SNS.

De onderzoekers waren voortvarend van start gegaan en hebben informatie opgevraagd bij SNS en de diverse functionarissen.

Wederom gedoe (derde keer naar de Hoge Raad)
Ten aanzien van (delen van) door de onderzoekers opge­vraagde informatie heeft SNS Reaal een beroep gedaan op een (van betrokken advocaten en notarissen) afgeleid ver­schoningsrecht. Zij stelden dat de stukken onder de geheim­houding van de betrokken advocaten zouden vallen.

De onderzoekers zijn vervolgens naar de raadsheer-commissaris (een van de leden van de Ondernemingskamer) gestapt. Deze heeft bij beschikking van 26 februari 2019 SNS Reaal c.s. bevolen bepaalde informatie aan de onderzoekers te verstrekken en te bepalen met betrekking tot welke (passages uit) documenten er een beroep wordt gedaan op een geleid verschoningsrecht. Tegen deze uitspraak is cassatieberoep ingesteld. Ook dit schorst het onderzoek niet. De uitspraak over deze kwestie volgt ook begin 2020.

De uitsmijter: niet meewerken aan het onderzoek
Inmiddels is het onderzoek al een jaar bezig. De poging van functionarissen van SNS Reaal tot traineren van het onderzoek is door de Ondernemingskamer afgewezen. De onderzoekers kunnen aan de slag met het horen van de functionarissen. Tenminste dat dachten ze. De advocaten van de betrokken functionarissen kwamen met bezwaren tegen het voornemen van de onderzoekers om gespreksverslagen als bijlagen bij het onderzoeksverslag te voegen. Ook stelden zij voor, het interview grotendeels schriftelijk te laten plaatsvinden. Daarom vroegen zij de raadsheer-commissaris om de onderzoekers een aanwijzing te geven. De raadsheer-commissaris heeft dat begin juni 2019 afgewezen.

Volgens de raadsheer-commissaris omvat de in de wet verankerde inlichtingenplicht de verplichting van (voormalige) bestuurders, commissarissen en werknemers om gehoor te geven aan een uitnodiging tot verhoor van de onderzoekers. Zij kunnen niet volstaan met schriftelijke beantwoording van de bij hen levende vragen. Ook mogen zij geen voorwaarden stellen aan hun medewerking. Bovendien is het van tevoren onderling afstemmen van de af te leggen verklaringen niet de bedoeling.

De eerste uitkomsten worden pas eind 2020 verwacht. Tenzij er nog meer beren op de weg verschijnen. Gezien de grote belangen zou dat zomaar nog een paar keer kunnen gebeuren. Wordt vervolgd.


U heeft geen gratis artikelen meer over
Nog geen VEB-account?
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen.
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap