VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

8 april, 16:00

Waar banken bij aanvang van de corona crisis direct hun crisiscommunicatie op gang brachten, bleef het bij de verzekeraars opvallend rustig. Was het stilte voor de storm? De tijd zal het uitwijzen. Veiligheidshalve vroeg DNB de verzekeraars het dividend te staken. De achtergrond lijkt duidelijk: de verliezen op de beurs en de daling van de rentecurves, moeten ongelofelijk veel pijn doen.

Hoeveel pijn precies, daarvoor is het goed om in de wereld van verzekeraars te duiken. Dit aan de hand van vijf vragen.

1.Welke typen verzekeraars zijn er ook alweer?
Het landschap van verzekeraars is divers en varieert van: Life (pensioen en levensverzekeringen), non-Life (schade, rechtsbijstand,ziektekosten) tot re-insurance (herverzekering).

Binnen Nederland is het vooral Life waar het geld verdiend wordt. Alleen ASR weet via de “schadepoot”, nog een kwart van de winst uit non-Life te behalen.

Bij Aegon en NN ligt dat percentage beduidend lager, namelijk ver onder de 10%. Hierbij rekenen we baten uit vermogensbeheer gemakshalve ook even toe aan Life, omdat het hier beheerde vermogen, eigenlijk gewoon de inlegde premies vanuit Life zijn.

Re-insurance is in Nederland maar een zeer bescheiden activiteit bij de grote verzekeraars.  Verzekeraars doen wel aan het herverzekeren van risico’s, maar dat is dan vooral om de risico’s op eigen beleggingen af te dekken.

De markt voor herverzekeringen is vooral in handen van een kleine groep specialistische firma’s, zoals Swiss-Re en Munich-Re. Deze partijen opereren globaal en spreiden hun activiteiten zo breed als mogelijk, waardoor zij voor hetzelfde risico minder buffer hoeven aan te houden. Een geweldig verdienmodel.

2.Op welke wijzen wordt het ‘Life’- model geraakt?
De pijn van corona op Nederlandse verzekeraars is primair gelegen in de blootstelling aan Life, pensioen en levensverzekeringen.

Dit gebeurt op verschillende manieren. In de eerste plaats vertalen de verliezen op de beurs zich direct door in de winstcijfers van verzekeraars. Vermogensbeheerders, in dienst van de verzekeraar, beleggen de premies die ze ontvangen van personen met een levensverzekering. Beleggingsrendement is nodig om de kosten en uitkering van de verzekering te dekken.

Zolang de opbrengsten uit beleggen voldoende zijn om de levensverzekering te dekken, maakt de verzekeraar winst. Het mag overduidelijk zijn dat met de verliezen op de beurs, geen enkele verzekeraar nog beleggingswinst maakt. Er moet dus ingeteerd worden op de buffers om de verliezen op te vangen.

Ten tweede is er ook nog een tijdsdimensie die meespeelt. Levensverzekeringen keren uit bij het bereiken van een bepaalde leeftijd, vaak ver in de toekomst. Vanwege de onzekerheid op de beurs en twijfel over de economische ontwikkelingen, het massale ingrijpen van centrale banken, zijn rentecurves wereldwijd sterk gedaald.

Deze marktontwikkelingen moeten verzekeraars meenemen in het bepalen van de actuele waarden van de levensverzekeringen. Net als bij een pensioenfonds, nemen deze waarden bij een rentedaling toe, hetgeen eveneens inteert op de buffer.

Ten derde heeft de coronacrisis de vraag naar levensverzekeringen hard doen stijgen. Dit soort producten, primair bestemd voor vermogensopbouw, keren bij het bereiken van een bepaalde leeftijd een vastgesteld bedrag uit, of eerder indien de verzekerde voor uitbetaaldatum mocht overlijden. In dat laatste geval komen de resterende opbouwjaren, afhankelijk van het type contract maar toch in veel gevallen voor rekening van de verzekeraar.

Opvallend is dat in het huidige tijdsgewricht, levenproducten aan populariteit winnen, zo al werd gerapporteerd door de Chinese levensverzekeraar Ping An, die een forse toename in aanvragen op de thuismarkt zag – juist daar dus waar het virus als eerste grootschalig toesloeg.

Die toegenomen interesse betekent niet zonder meer goed nieuws voor verzekeraars. Verzekeraars zullen juist nu nieuwe klanten goed willen screenen en dat is vanwege reisbeperkingen niet mogelijk.

Dat is nog gerekend buiten de macabere waarheid dat verzekeraars door de pandemie eerder moeten uitkeren bij het overlijden van een deel van reeds verzekerde klanten.

Tegenover deze vervroegde uitkering (door verzekeraars geduid als, het “verkort leven” risico) is binnen de pensioenproducten sprake van enige demping van het langleven risico, omdat deelnemers – bijvoorbeeld als gevolg van blijvende corona schade - mogelijk minder oud worden en de verzekeraar daardoor minder jaren pensioen hoeft uit te keren. Deze demping is weliswaar beperkt tot de groep van reeds verzekerden.

Voor toekomstige pensionado’s, die nu nog in de opbouwfase zitten, wordt de prijs en duur van het pensioencontract later vastgesteld, tegen de dan geldende levensverwachtingen. In dat geval is geen sprake van demping, omdat een kortere levensverwachting dan automatisch leidt tot een hoger maandelijks pensioen, dat weliswaar wat minder lang aanhoudt.

3.Hoe staan Nederlandse verzekeraars ervoor?
Nederlandse verzekeraars op het gebied van pensioen en levensverzekeringen hebben het, ook onder normale omstandigheden, al zeer zwaar. De concurrentie is moordend, terwijl de toezichthouder de lat voor buffers steeds hoger legt.

Normaal gesproken zijn de buffers van verzekeraars vet genoeg om nog een tijdje door te gaan om de gebruikelijke voet. Althans, dat was de gedachte toen verzekeraars hun cijfers per einde 2019 voor corona presenteerden, met Solvency ratio’s van: Aegon (201 procent), NN (218 procent) en ASR (194 procent).

Inmiddels ziet de wereld er heel anders uit. In de jaarlijkse Morgan Stanley Financial Services Conference van 18 maart jongstleden, moest Aegon als eerste met de billen bloot.

De Solvency ratio was op in een kwartaal met 11 procentpunt gedaald naar 190 procent. Daarbij waren beursontwikkelingen tot 12 maart meegenomen, waardoor de pijn inmiddels nog groter zal zijn. Ook andere verzekeraars zullen de buffers aanzienlijk zien teruglopen.

Veel zal afhangen van het herstel van de economie. Mocht dit een zwaar herstel worden, zullen ook verzekeraars met redelijke uitgangssituaties, het moeilijk krijgen.

4.Wat kunnen verzekeraars doen?
Voor dit moment is ‘schrap zetten’ het devies. Dat kan door beleggings- en renterisico’s aft e dekken. Binnen het huidige beursgeweld zal dat echter niet goedkoop zijn. Veiligheid is dus duur en kan daarmee geen lange termijn oplossing zijn.

Wellicht dat er daarom toch ook met  een schuin oog naar de eigen portefeuilles gekeken kan worden. Na de verkoop van Vivat is de deur geopend voor nieuwe desinvesteringen van levenpolissen. De huidige Coronacrisis kan als katalysator werken.

5.Wat communiceren de verzekeraars zelf?
Aanvankelijk bleven Nederlands verzekeraars stil, maar nu is er toch meer geluid. Zo waren er de enigszins geruststellende woorden van Aegon, bij monde van Alexander Wijnandts, ”We have full confidence in Aegon's financial strength”. Bij NN gaf David Knibbe aan vooral de medewerkers en de klanten voorop te willen stellen in deze moeilijke tijden. ASR laat zich via blogs van zijn duurzame kant zien.

Aegon, ASR, NN volgen het verzoek allemaal op, maar men houdt wel de mogelijkheid open om in de tweede helft van 2020, opnieuw te kijken of het slotdividend van 2019 alsnog kan worden uitgekeerd. Ondanks deze geruststellende woorden, zal de exacte impact nog even onduidelijk blijven. Het eerste publieke verantwoordingsmoment zal de aandeelhoudersvergadering zijn, die hiermee nog belangrijker wordt.