VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

De pandemie heeft Basic-Fit veel pijn gedaan. Maar het concern is goed gepositioneerd voor groei. De concurrentie is verzwakt en veel sporters staan te popelen om weer naar de gym te gaan.

Hartstikke duur, overgewaardeerd en meer een kandidaat om te shorten. Het is maar een greep uit de meningen van beursexperts in de laatste maanden over de aandelenkoers van Basic-Fit, die rond een all-time high noteert.

In eerste aanleg lijkt die waardering losgezongen van de realiteit. In de laatste anderhalf jaar waren de nu bijna duizend sportclubs van Basic-Fit vaak dicht, werd honderden miljoenen verlies geboekt en moest tot drie keer toe extra kapitaal opgehaald worden. Samen met discotheken, theaters en kroegen behoort de uitbater van sportscholen tot de grootste verliezers van de pandemie.

Maar de waarde van een aandeel is gebaseerd op toekomstverwachtingen. Een analyse waarom de hoge koers van Basic-Fit minder raadselachtig is dan wellicht op het eerste gezicht lijkt.

Ongelijke strijd
Het speelveld was al ongelijk, maar door corona is de positie van Basic-Fit alleen maar sterker geworden. Het concern gaat de crisis uit met bijna een half miljard aan liquiditeiten, onder meer verkregen door aanspraak te maken op steunpotjes van de overheid, een extra krediet van de bank en door aandelenuitgiftes. Topman René Moos wil nu de uitrolstrategie versnellen met de opening van 240 clubs volgend jaar (gemiddelde laatste vijf jaar: 113 clubs).

“Die 240 openingen is iets waar we comfortabel mee zijn en niet iets wat we maar één jaar zullen doen”, aldus Moos bij de halfjaarcijfers eind juli. Meer details volgen op de strategiedag in november, maar voorlopig blijft het concern vasthouden aan de overtuiging dat het aantal clubs nog eens verdubbeld kan worden tot 2000.

Ondertussen zitten kleinere spelers, die moeilijker kapitaal konden ophalen en in sommige gevallen slechter toegang hadden tot overheidssteun, niet in een groei- maar overlevingsmodus. Analisten denken dat veel sportschoolhouders ermee stoppen zodra uitgestelde belastingen alsnog betaald moeten worden.

In de VS is inmiddels 20 procent van de capaciteit verdwenen.

Basic-Fit heeft de strategie om de penetratiegraad, oftewel het algehele percentage inwoners van een land met een fitness-abonnement, te verhogen. Basic-Fit wil fitnessen gemeengoed maken in landen als Frankrijk (penetratiegraad 9 procent) en Spanje (11 procent). In Nederland is het percentage 17 procent.

Naar eigen zeggen heeft circa 20 procent van de nieuwe klanten van Basic-Fit nog nooit een gym van binnen gezien. Natuurlijk is het zo dat nieuw aanbod extra vraag creëert. Maar een aanzienlijk deel van de nieuwe instroom bij Basic-Fit zal afkomstig zijn van sporters die hun oude en vaak veel duurdere gym de rug hebben toegekeerd.

Andere lens, lager rendement

-Basic-Fit wil twee jaar na opening minimaal een rendement boeken van 30 procent op een investering in een sportclub. In pre-coronajaar 2019 behaalden alle zogenoemde volwassen clubs een gemiddeld rendement van circa 35 procent (405 clubs).

-Het sommetje is eenvoudig. Na twee jaar heeft een club gemiddeld ruim 3300 leden die 253 euro betalen op jaarbasis. Dit levert een omzet op van 847 duizend euro. Trekken we daar kosten als huur, personeel en verzekeringen vanaf, blijft een ebitda-winst over van circa 428 duizend euro. Delen we de ebitda-winst van 428 duizend euro door de gemiddelde aanvangsinvestering per club van 1,2 miljoen euro, rolt hier een rendement van 35 procent uit.

-Dit door Basic-Fit becijferde rendement zal al snel een factor drie hoger zijn dan de rendementseis van beleggers (schatting kostenvoet van kapitaal: 10 procent). Dat is uitzonderlijk hoog. Helaas geeft het sommetje van Basic-Fit een te rooskleurig beeld.

-In het winstcijfer zitten niet alle kosten. Zo wordt buiten door Basic-Fit geprognosticeerde onderhoudsinvesteringen (55 duizend euro) en belastingen (circa 72 duizend euro) gerekend. Ook worden alle op het hoofdkantoor gemaakte kosten – denk aan marketing maar ook de ontwikkeling van apps – niet meegenomen (schatting: 85 duizend euro). Als wel met deze kosten rekening wordt gehouden, zakt het rendement van 35 procent naar rond de 18 procent. Nog steeds ruim boven de rendementseis van kapitaalverschaffers, maar toch minder vorstelijk.

-Bovendien worden de aanvangsinvesteringen van 1,2 miljoen euro optisch laag gehouden. Veel beleggers bestempelen Basic-Fit als asset light omdat het sportschoolvastgoed niet op de balans staat, maar wordt gehuurd. Aangezien huurcontracten ruim tien jaar lopen, zou je kunnen stellen dat alle toekomstige huurverplichtingen ook een soort schuld zijn. Voor de hele groep zet Basic-Fit – in lijn met boekhoudregels – deze schuld wel op de balans. Maar op clubniveau dus niet.

-Houden we wel rekening met huurverplichtingen, dan leidt dit al snel tot een verdubbeling van de investeringen, waardoor het rendement verder daalt tot circa 14 procent. Het is goed te beseffen dat het vereiste rendement van kapitaalverschaffers meedaalt, omdat de helft van het kapitaal dat wordt geïnvesteerd, wordt gefinancierd tegen een lage rente (de rente die Basic-Fit in theorie zou moeten betalen voor het financieren van vastgoed).


Efficiënt
De groeivooruitzichten in combinatie met een aantrekkelijk rendement van een club maken dat beleggers stevig willen betalen voor een aandeel Basic-Fit. Daar was in 2016, toen Basic-Fit naar de beurs ging, nog geen sprake van. Iedereen kan een sportschool openen, zo was de gedachte.

Vijf jaar verder blijkt dat maar weinig sportschoolhouders erin slagen klanten een abonnement aan te bieden voor minder dan twee tientjes per maand en investeerders toch een rendement van 30 procent op een club kunnen beloven. Door schaal en technologie kan Basic-Fit tegen veel lagere kosten een club bouwen en beheren dan de concurrentie.

Basic-Fit kan bijvoorbeeld flinke korting bedingen bij de inkoop van fitnessapparaten, waardoor een investering in een nieuwe club beperkt blijft tot 1,2 miljoen euro. Het helpt ook dat het concern voor het vinden van goede locaties modellen kan gebruiken die gevoed worden met bakken data van oudere clubs uit het netwerk. Doordat veel winkelcentra in hun maag zitten met kwakkelende winkeliers, is bovendien de verwachting dat Basic-Fit nieuwe locaties kan vinden tegen relatief gunstige voorwaarden. Topman Moos werd weinig concreet, maar concurrent Gym Group in het VK spreekt over huren die tot wel 20 procent lager liggen.

Is een club eenmaal open, dan lukt het Basic-Fit door schaalvoordelen en innovaties een gemiddelde club met slechts 2,8 medewerkers draaiende te houden, in steeds meer gevallen zelfs 24 uur per dag en 7 dagen per week. Een investering in een app die bijvoorbeeld in- en uitschrijven faciliteert, kan over duizend clubs uitgesmeerd worden. Hierdoor is de terugverdientijd slechts een fractie van die van de eigenaar van één sportclub.

Voor (landelijke) reclamecampagnes, investeringen in de ontwikkeling van slimme camerasystemen en toegangspoorten gelden vergelijkbare schaalvoordelen. Alle nieuw gebouwde clubs van Basic-Fit worden voorzien van 25 ‘slimme’ camera’s en twaalf sensoren waarmee afwijkend gedrag kan worden gedetecteerd. Is er sprake van agressie of wordt iemand onwel dan gaan de alarmbellen af op de meldkamer in Hoofddorp en kan hulp ingeschakeld worden.

Met uitzondering van enkele grote ketens zijn dergelijke innovaties voor de concurrentie geen haalbare kaart. De waardering van Basic-Fit is hoog. Maar in een scenario waarin Basic-Fit over zo’n zeven jaar 2000 volwassen clubs uitbaat die allemaal optimaal renderen, is de huidige topkoers te rechtvaardigen.

Drie risico’s

De vrees dat sporters niet meer terugkomen naar de gym omdat zij verknocht zijn geraakt aan andere sporten als hardlopen en cross-fit lijkt vooralsnog ongegrond. In de weken na het beëindigen van de lockdowns stroomden de Basic-Fit clubs snel weer vol. Maar wat zijn andere risico’s?

1. Hoge vaste kosten dwingen tot snel herstel ledenaantal
Ondanks de forse toestroom van nieuwe leden lag het (gemiddelde) aantal leden per volwassen club eind juni met circa 2540 nog onder het pre-corona-aantal van 3343 (minus circa 25 procent). Een deel van het omzetverlies kon opgevangen worden door overheidssteun en coulance van huurbazen. Maar dat zal stoppen nu de lockdowns opgeheven zijn.

Door de relatief hoge vaste kosten (huur, personeel, schoonmaak) resulteert een omzetval van 25 procent door het lagere ledenaantal in een rendement per club dat daalt van 35 procent tot circa 18 procent. Op groepsniveau is de val in rendement nog groter omdat hoge schulden zorgen voor stevige rentelasten (ook een vaste-kosten-component).

Die dubbele hefboom – minder omzet leidt door hoge vaste kosten tot disproportioneel minder winst/rendement – is een belangrijke reden voor de koersimplosie van Basic-Fit aan het begin van de pandemie in maart vorig jaar (minus 70 procent).

2. Onderhoudskosten als twistpunt
Vlak na de beursgang in 2016 ontstond een relletje tussen Basic-Fit en een analist van de zakenbank Kempen. De analist merkte op dat de door Basic-Fit voorgeschotelde jaarlijkse onderhoudsinvesteringen voor clubs van 55.000 euro veel lager waren dan de boekhoudkundige afschrijvingen. Het zou een indicatie zijn dat het concern beknibbelt op onderhoud, waardoor mogelijk substantiële inhaalinvesteringen noodzakelijk zouden zijn in de toekomst.

CFO Hans van der Aar liet de VEB weten de sommetjes van Kempen “pertinente onzin” te vinden. Volgens de financiële man wordt een groot deel van de investeringen in een club wel in tien jaar afgeschreven maar is de economische levensduur veel langer. De door Basic-Fit gecommuniceerde onderhoudsinvesteringen betreffen voornamelijk de fitnessmachines.

Toch blijft boven de markt hangen of 55 duizend euro voldoende is. Aangezien veel leden jong en grillig zijn, is de vrees dat om de zoveel jaar fors in nieuw interieur moet worden geïnvesteerd om verloop in het ledenbestand tegen te gaan.

Nu is in het laatste jaarverslag te lezen dat het concern een “verfriste versie van de inrichting van de clubs heeft geïntroduceerd in 2020” waarbij sprake zou zijn van “kleine en subtiele verbeteringen”. Moos reageerde ontkennend op een vraag van de VEB of deze operatie tot meer onderhoudskosten zou leiden. “Deze operatie past binnen het budget van 55 duizend euro.”  

3. Groei op de langere termijn
Gezien de duizend clubopeningen die nog in de koker zitten voor de vijf landen waar Basic-Fit nu actief is, hoeft een belegger zich voorlopig weinig zorgen te maken over groeimogelijkheden.

Daarnaast zijn er nog zeven andere – niet gedefinieerde – voornamelijk Europese landen waar Basic-Fit voet aan de grond wil krijgen, zo bleek bij de strategiedag in 2019.

Daarna begint de uitdaging. Want is een club eenmaal volwassen, dan is de rek wel uit de omzet. Het aantal leden per club kan niet veel omhoog omdat het dan te druk wordt. René Moos heeft ook aangegeven dat het basislidmaatschap de komende jaren onder de twee tientjes zal blijven liggen. Het blijft een budgetketen.

Op de langere termijn zal Basic-Fit dus extra inkomsten moeten genereren met zaken als fysiotherapie, personal trainers en verkoopautomaten als het de omzet wil laten stijgen. In het jaarverslag is te lezen dat de additionele inkomsten nog beperkt zijn (circa 3 procent van het totaal), maar dat — zonder hier overigens dieper op in te gaan — “de groeipotentie significant is”.

De VEB verwacht dat Basic-Fit op de strategiedag op 4 november uit de doeken doet welke nieuwe proposities voor additionele revenuen moeten gaan zorgen, waarbij het vooral interessant is in hoeverre gekapitaliseerd kan worden op verzamelde data (via bijvoorbeeld de app en slimme camera’s).

 


U heeft geen gratis artikelen meer over
Nog geen VEB-account?
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen.
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap