VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Deze maand verschijnt Het geheim van Beursplein 5, het turbulente verhaal van vijftig jaar Amsterdamse effectenhandel. Financieel journalist Peter de Waard beschrijft daarin onder andere het verdwijnen van de hoekmannen, de opkomst van de optiebeurs, de internationalisering middels Euronext en een flinke trits beursschandalen en kuiperijen.

Toen Peter de Waard begin jaren tachtig nietsvermoedend de beursvloer betrad in zijn journalistenkloffie werd hij onmiddellijk de deur gewezen: “Daar is de Bijenkorf. Desnoods loopt u hier in uw zwembroek, maar dan wel met een fatsoenlijk overhemd en een stropdas”, werd hem toegebeten. Het schrok De Waard niet af. Jaar in jaar uit deed hij voor de Volkskrant verslag van de turbulente ontwikkelingen aan het Damrak. Aan het eind van zijn carrière (De Waard is officieel met pensioen, al schrijft hij nog wekelijks columns) werd hem gevraagd om een boek te schrijven over de recente geschiedenis van de Amsterdamse beurs. Aan de vooravond van de presentatie geeft De Waard tekst en uitleg over zijn nieuwe boek.

1. Uw boek beschrijft niet de complete geschiedenis van de beurs, maar alleen de laatste vijftig jaar. Waarom?
“De reden is dat de perioden daarvoor al uitgebreid zijn vastgelegd. In Een Eeuw Vol Effecten beschreef prof. dr. Joh. de Vries de Nederlandse beurs van 1876 tot 1976, maar ook de tijd daarvoor, die terugloopt tot aan de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in 1602. Het zou niet nuttig zijn om dat nog eens over te doen, al is het boek van De Vries heel anders van stijl en opzet. Ik wilde een levendiger boek, met veel interviews met de spilfiguren uit die jaren.”

2. Wat fascineert u zo aan die Amsterdamse beurs?
“Het feit dat we al vier eeuwen een eigen effectenbeurs hebben, toont al aan dat de beurs een belangrijke schakel is in onze markteconomie. Zonder beurs zouden bijvoorbeeld voor particulieren de pensioenpremies en verzekeringspremies veel hoger zijn, en voor de andere kant, de bedrijven, zou het veel lastiger zijn om financiering te vinden. Ik heb er voor de Volkskrant als journalist heel vaak rondgelopen en heel veel mensen gesproken. Ik wilde dus niet alleen een feitenrelaas maken, maar ook een cultuurschets met al die avonturiers en financiële whizzkids, maar ook met doodgewone serieuze, hardwerkende mensen.

Het waren ook echt verschillende tijden hoor die voorbij kwamen. In de jaren zeventig kreeg je als je in je pak richting de beurs liep opmerkingen naar je hoofd geslingerd. Want kapitalisme, dat was vies. En in de jaren tachtig sloeg dat weer helemaal om met de yuppies en werd beleggen populairder. In de jaren negentig werd beleggen zelfs echt een soort volkshobby. Het was een onderwerp op verjaardagen. Er waren meer beleggingsclubs dan voetbalverenigingen in Nederland.”

3. Jongere beleggers kennen alleen de online brokers. Maar hoe ging dat in de tijd voor pc’s en smartphones?
“Voor een aandelenorder ging je langs bij de bank, of je belde. Dan gaf iemand van de Effectenafdeling je order telefonisch door naar Amsterdam. En daar op de beursvloer was het letterlijk een marktplaats. Er werden continu bied- en laatprijzen over en weer geroepen voor Klemmen (KLM), Olies (Shell), Unies (Unilever) en Flippen (Philips). Als iemand instemde, riep de verkoper: ‘aan jou’, of ‘jepse’ (je hebt ze). De hoekmannen speelden een belangrijke rol: zij brachten vraag en aanbod bij elkaar en bepaalden de koers waartegen de orders konden worden afgewikkeld. Op grond van hun omzet ontvingen ze courtage.

Tot halverwege jaren negentig liep de handel verplicht via die hoekmannen. Er waren per aandeel verschillende hoekmannen en hun commissie was gelijk, maar het ging natuurlijk wel om de prijzen die ze vaststelden voor dat aandeel. Er was dus ook een persoonlijke relatie. Als je veel zaken deed met een bepaalde hoekman, dan gunde je elkaar over en weer wat.”


Op de optiebeurs was het vaak een lawaaiige bedoeling. Een harde stem en wat extra lengte kwamen op de handelsvloer goed van pas. Fotograaf: Peter Hilz

4. Dus toen de schermenhandel zijn intrede deed, was dat een flinke cultuurschok?
“Zeker! Voorheen werd het je gegund. Je kwam elkaar tegen in de kroeg, of bij het voetbal. Het was het spel: geven en nemen. Er kon best hard gehandeld worden, maar in principe was het in die jaren één grote lange bullmarkt. De meeste beleggers zaten long, dus de sfeer was over het algemeen goed.

Door de invoering van die schermenhandel is het hele karakter van de beurs veranderd. In de tijd van de live handel waren de beursjongens flamboyante marktkooplieden. Je moest brutaal zijn, lef hebben. En als je een harde stem had of een flinke kop boven iedereen uitstak, dan hielp dat geheid. De andere partijen moesten je horen en zien. En je moest snel kunnen rekenen natuurlijk. Met de schermenhandel kwam er een heel ander type beurshandelaren: het waren veel meer nerds, numbercrunchers. Je moest wiskundige modellen kunnen toepassen en enorm geconcentreerd te werk gaan. Marktkooplui zijn luchtverkeersleiders geworden. Aan de andere kant: de quotes en prijzen zijn transparanter geworden. Er bleef door dat systeem met commissionairs en hoekmannen veel aan de strijkstok hangen.”

5. Is de positie van aandeelhouders veranderd?
“De rol van aandeelhouders is in al die jaren behoorlijk veranderd. In de jaren zeventig hadden ze niets te vertellen. Een select gezelschapje van commissarissen bepaalde in de achterkamertjes met de bestuurders de koers van een bedrijf. Daarbij: vaak was er ook niet eens sprake van echte aandelen. In feite ging het om certificaten. De aandelen waren in handen van administratiekantoren.

Aandeelhouders hadden in Nederland dus weinig invloed op bedrijven, maar in de Verenigde Staten hadden aandeelhouders wel degelijk zeggenschap. Daar zag je ook echt dat commissarissen werden weggestemd of dat ceo’s het veld moesten ruimen. En op dergelijke bewegingen gingen beleggers weer speculeren.

In de jaren tachtig begon Boudewijn baron van Ittersum, de voorzitter van de Amsterdamse Effectenbeurs, die Nederlandse beschermingsconstructies en certificaten weg te werken. Dat leverde veel weerstand op. Van de kant van de bedrijven uiteraard, maar gek genoeg ook van grote beleggers zoals pensioenfondsen. Maar Van Ittersum hield zijn poot stijf. Niet zozeer uit warme liefde voor aandeelhouders, maar vanuit de overweging dat slecht presterende ondernemingen zo aan de tucht van de markt onderworpen zouden worden.

Ook begonnen de aandeelhouders zich te roeren. VEB-voormannen als Robert de Haze Winkelman en Peter Paul de Vries lieten zich bij aandeelhoudersvergaderingen stevig gelden. En zo zag je dat kranten en actualiteitenprogramma’s opeens de aandeelhouders om tegengeluid gingen vragen, in plaats van de geijkte vakbondsmannen.”


De overgang van live handel op de beursvloer naar een schermenhandel was een behoorlijke cultuurschok. Op de foto: handelaren op de beursvloer bij Euronext NYSE in 2011. Op de achtergrond hangen de ingelijste jasjes van de voormalige optiehandelaren. Fotograaf: Co de Kruijf Bron: HH

6. Er komen in uw boek veel schandalen voorbij…
“Ja, maar die wáren er ook: voorkennis, zelfverrijking, koersmanipulatie, faillissementen. Er was altijd wel wat. Maar in de jaren zeventig en tachtig was dat ook niet zo gek. Er was geen regelgeving en er waren geen externe toezichthouders. Maar of het gebrek aan regels nu volledig de reden was voor die schandalen? In de VS was er in de jaren tachtig met de SEC al een strenge toezichthouder, en ook daar waren er dergelijke schandalen. Ik denk dat het een beetje bij de financiële wereld hoort.”

7. De Nederlandse beurs heeft zich voor zo’n klein land internationaal altijd redelijk staande gehouden?
“De internationale oriëntatie is inderdaad opmerkelijk. En ze waren niet afkerig van innovaties. De lancering van de optiebeurs in 1978 was bijvoorbeeld echt een primeur. Nederland was in Europa het eerste land waar een optiebeurs werd opgericht. Daarvoor was er alleen een in Chicago.

Er zaten rond de beurs in die tijd een paar echte pioniers. Boy Korthals Altes, de voorzitter van de Effectenbeurs, was de grote aanjager. Hij kwam zelf uit de goederentermijnhandel, dus hij kende die wereld goed. En oud-minister Tjerk Westerterp zette als de eerste directeur de optiebeurs goed op de kaart. Die zag je elke week wel ergens in het Stan Huygens-journaal in De Telegraaf. Het begin van de optiebeurs was echt moeizaam, maar dankzij het doorzettingsvermogen van Westerterp en het feit dat de beurs langdurig omhoogging, kwam het toch van de grond.”

8. Dus de toekomst van de beurs ziet er goed uit?
“Nou, er zijn wel degelijk punten waar ik me zorgen over maak. Feitelijk bestaat er geen Nederlandse beurs en geen Nederlandse kapitaalmarkt meer, omdat de markt zo is gemondialiseerd. Alle handel hangt in de cloud. Op de Euronext Amsterdam komen er nauwelijks meer echt in Nederland gewortelde bedrijven bij met een nieuwe notering, en de grote Nederlandse instituten beleggen hun geld voor het grootste gedeelte ook over de grenzen. De positie van Amsterdam binnen Euronext is marginaal. En dat vind ik jammer. Zonder beurs zou Koninklijke Olie aan het eind van de negentiende eeuw nooit het geld hebben gehad om olie te gaan winnen in de jungle van Nederlands-Indië. Maar ook moderne bedrijven als Adyen en ASML konden groeien met kapitaal dat ze opgehaald hebben via de beurs. Dus het is belangrijk dat er in Nederland een instituut als de beurs blijft bestaan als handelsplek voor kapitaal.”



Oud-minister Tjerk Westerterp was de eerste directeur van de in 1978 opgerichte optiebeurs. Fotograaf: Bert Verhoeff


U heeft geen gratis artikelen meer over
Nog geen VEB-account?
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen.
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap