VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

De Amerikaanse halfgeleidergigant Intel wil koste wat kost een megafabriek in Duitsland bouwen. Subsidies lonken. De Verenigde Staten en Europa concurreren steeds feller om de gunst van dit soort bedrijven, door middel van een industriebeleid en het uitdelen van staatssteun. Als belegger is het interessant om de strijd te volgen. Welke bedrijven profiteren het meest?

Een dikke mist hangt over de uitgestrekte akkers en het grasland aan de rand van Maagdenburg. Maar opeens zie je ze: een stuk of vijf graafmachines van de Oostenrijkse bouwfirma Strabag. Op een meter of dertig afstand van elkaar ploegen de eenzame bestuurders als pioniers de grond om. Hun auto’s staan verderop geparkeerd; in de gestapelde bouwkeet is niemand te bekennen. Wordt hier gewerkt aan de grootste naoorlogse bedrijfsinvestering van Duitsland?

De activiteiten hebben nog niet veel om het lijf. Je hoort het monotone gebrom van de graafmachines, het suizen van de snelweg naar Leipzig in het zuiden en een viertal wegvliegende reigers. Verder: stilte in de wijde omtrek. Het is moeilijk voor te stellen, maar hier komt de grootste en meest geavanceerde halfgeleiderfabriek van Europa. Als het allemaal doorgaat tenminste.

Lange adem
Veel aandeelhouders lijken niet te spreken over de investeringsplannen, en de megasubsidies komen maar niet door. De dalende beurskoers van Intel sinds de spectaculaire aankondiging van de miljardeninvesteringen vorig jaar maart vertelt een deel van het verhaal. Het bedrijf presteert eigenlijk al jaren ondermaats, maar is vastbesloten om zwaar te investeren in nieuwe productiecapaciteit. Het is de bedoeling dat de productieplaats in Maagdenburg wordt ingericht met de modernste chipmachines van ASML, die per stuk een kwart miljard euro kosten.

“De investeringsplannen zijn heel erg bullish, terwijl de wereldwijde chipmarkt krimpt”, zegt de Britse chipveteraan Malcolm Penn van onderzoeksfirma Future Horizons. “Maar je moet op de golven meesurfen. In deze industrie moet je investeren tegen de cyclus in. Het geduld van Wall Street is echter vaak niet langer dan een dag.”

Intel bestaat al ruim een halve eeuw en is een bedrijf met een lange adem. In 1971 kwam het met de eerste commerciële microprocessorchip van de wereld. Op de beurs beleefde de grootste Amerikaanse chipfabrikant naar omzet de beste tijden rond de millenniumwisseling. Momenteel gaat het echter niet geweldig. Intel maakt verlies, de omzet is vorig jaar met een vijfde gedaald en de beurskoers is gehalveerd. Intel verliest marktaandeel aan concurrenten. De pc-markt ligt op zijn gat.

Maar de overheden hebben het bedrijf in de armen gesloten. Het geplande bedrijventerrein in Duitsland moet in totaal liefst duizend hectare gaan beslaan, en dat gaat daar een immense impact hebben.

Autonomie
Dit verhaal gaat echter niet over de hamsterpopulatie die bedreigd wordt ten zuidwesten van Maagdenburg, of de inwoners van de slaperige dorpen in de buurt die zijn opgeschrikt door de plannen. Ook niet over halfgeleiders of een individuele investering van een Amerikaans bedrijf op een afgelegen plek in de voormalige DDR. Dit verhaal gaat over iets groters: de wens naar meer strategische autonomie van Europa én de VS in een tijd van toenemende geo-economische conflicten.

Tussen de VS en Europa dreigt een oorlog uit te breken over de inzet van staatssteun om bedrijven te trekken. Zowel de Verenigde Staten als Europa wil de binnenlandse productie van halfgeleiders stimuleren en de eigen lokale toevoerketens versterken met megasubsidies. De Amerikaanse Intel-topman Pat Gelsinger ziet een unieke mogelijkheid om zijn halfgeleiderbedrijf op te stoten in de concurrentieslag met Aziatische bedrijven. Met de hoge investeringen in de productie van geavanceerde chips wil hij Intel in zijn “oude glorie” herstellen.

In de Amerikaanse staat Ohio ging in september de eerste ceremoniële schop de grond in, in aanwezigheid van president Joe Biden. Daar wordt gebouwd aan “de toekomst van Amerika” met de nieuwste chipfabrieken, zei Biden met Gelsinger aan zijn zijde. De eerste twee productiefaciliteiten in de VS zullen naar verwachting in 2025 klaar zijn.

Subsidies
Ondanks het wroeten van een handjevol graafmachines in de aarde bij Maagdenburg, wacht men hier nog op de ceremoniële aftrap. Intel hoopt de productie in Duitsland in 2028 te kunnen beginnen, maar dan moeten Brussel met zijn goedkeuring en de Duitsers met subsidiegelden wel doorkomen.

De internationale concurrentie om de gunst van grote ondernemingen als Intel neemt sterk toe. Europa wedijvert inmiddels niet alleen met China, maar ook met de Verenigde Staten. De Amerikanen maakten onlangs liefst 370 miljard dollar vrij voor subsidies, belastingvoordelen en zachte leningen voor groene investeringen zoals die van Intel in eigen land.

Volgens Kerstin Bernoth van de Berlijnse denktank DIW kunnen de enorme voordelen in de VS “verstrekkende negatieve gevolgen” hebben voor Europa als industriële locatie. “Voor bedrijven met plannen voor nieuwe productiefaciliteiten, kan het aantrekkelijk zijn de productie naar de VS te verplaatsen. De Amerikaanse regelingen zullen zeker een rol spelen. Maar naast de gehoopte toegang tot de Amerikaanse markt spelen altijd interne bedrijfsaspecten een rol – die aspecten ken ik niet.”

In de concurrentiestrijd hebben de Amerikanen niet alleen diepere zakken. Hun regelingen zijn ook eenvoudiger én daarbovenop hebben ze nog het voordeel van veel goedkopere energie. Amerika is vergeleken met vorig jaar veel aantrekkelijker geworden als productielocatie. Dit verslechtert de concurrentiepositie van Europa nog meer en dat baart Holger Schmieding zorgen. “We mogen niet in een strategisch belangrijke sector te afhankelijk worden of blijven van buitenlandse leveranciers”, zegt de Berenberg-econoom. “We moeten ervoor zorgen dat wij in Europa een basis van essentiële industrieën houden.”

Onrendabel
Het goede nieuws voor Duitsland is dat Intel vooralsnog zowel in Maagdenburg als in Ohio een megaproductielocatie wil bouwen, en dat voor beide locaties de staatssteun van historische omvang lijkt te worden.
Intel verwacht maar liefst 40 procent van de investeringskosten van minstens 20 miljard euro vergoed te krijgen van de Duitse staat. Maar zelfs met die ongekende subsidie blijft het met de huidige energieprijzen een mogelijk onrendabel avontuur, zei de Nederlander Frans Scheper, directeur Europa van Intel, in Het Financieele Dagblad. Intel vraagt nog meer financiële steun.

“Intel grijpt die kans en lijkt te willen pakken wat het pakken kan”, zegt Penn, toonaangevend kenner van de halfgeleidermarkt. “Maar zelfs met deze eenmalige staatssteun blijft het de vraag of het op lange termijn duurzame investeringen worden.” De geschiedenis laat volgens Penn zien dat bedrijfsinvesteringen die door sterke subsidies worden gedreven, zeker niet altijd verstandig bleken.

Feit is dat de wereld kampte met tekorten aan halfgeleiders toen de investeringsplannen voor Europa een jaar geleden bekend werden gemaakt. Die tekorten zijn inmiddels opgelost. De notoir cyclische chipsector krimpt momenteel. Intel kampt bovendien met een hele set aan eigen problemen, zegt Penn. “Intel is afhankelijk van een volwassen markt. Middenin een recessie wil het bedrijf het verdienmodel omgooien.”

Foundry
Hoewel Duitsland traditioneel voor de automobielindustrie niet de meest geavanceerde halfgeleiders nodig heeft, wil Intel die toch in Maagdenbrug maken. Voor het eerst zal in Europa gewerkt worden met de nieuwste en meest geavanceerde chipfabricagemachine in de wereld, afkomstig van ASML. Intel gaat bovendien niet alleen halfgeleiders voor zichzelf produceren, maar ook in opdracht van anderen. Intel-ceo Gelsinger heeft dit zogenoemde foundry-model twee jaar geleden omarmd.

Duitsland heeft met Infineon een kleine, maar belangrijke beursgenoteerde producent van halfgeleiders, in een hub in de naburige deelstaat Saksen. Maar Europa wil veel meer eigen chipproductie. Net als die in de VS is de productie in Europa goed voor slechts 10 procent van het wereldwijde aanbod, terwijl het verbruik veel groter is.

De discussie over strategische autonomie heeft een vliegwiel in gang gezet dat beleggers moeilijk koud kan laten. Strategen Alexander Wise en Jan Loeys van de Amerikaanse bank JPMorgan verwachten een verdere toename van actief industriebeleid in de komende jaren. Dit is volgens hen van alle kanten relevant voor beleggers: in hun allocatie van beleggingen in sectoren, landen en smallcaps versus largecaps.

Ze verbinden er ook een impliciet beleggingsadvies aan. Bedrijven in de informatietechnologie, industrie, energie en de basismaterialen kunnen profiteren, en dan vooral de kleinere. “Grote bedrijven hebben waarschijnlijk meer politieke macht”, aldus de Belg Jan Loeys in een toelichting uit New York. “Maar bij kleine bedrijven heeft dergelijke financiële steun het meeste effect op het resultaat onderaan de streep.” Alexander Wise vult aan dat grote bedrijven mogelijk te maken krijgen met inperkingen, zoals een verbod om goederen op andere markten te produceren of te verkopen.

Niet nieuw
Loeys wijst erop dat het gebruik van financiële en andere prikkels door regeringen om bedrijven binnen te halen niet nieuw is en dateert van voor de discussies over de-globalisering. Het waren volgens hem vooral lokale overheden in de VS en Europa die zo multinationals probeerden aan te trekken. De huidige bezorgdheid over economische veiligheid zit op het hogere niveau van Washington en Brussel. Goede reden dus voor een strategische overweging van beleggers in de VS en de EU, ten koste van opkomende markten, aldus Wise en Loeys.
De Europese Unie kan vanwege de beperkte eigen middelen niet meer doen dan de lidstaten toestemming geven tot staatssteun. Dit bevoordeelt die lidstaten met de grootste budgettaire speelruimte, zoals Duitsland en Frankrijk. Het versterkt dus de economische krachtcentra. De staat eist een grotere rol op in de economie, in een tijd dat de uitdagingen vooral in Europa van veel kanten komen: de aanvoer van energie en grondstoffen vormt een probleem, de industrie moet vergroenen en een recessie moet worden voorkomen.
Holger Schmieding wijst op een klein voordeel dat Europa op dit moment heeft ten opzichte van de VS. Volgens hem is de dollar zwaar overgewaardeerd ten opzichte van de euro. Dat kan een kostenvoordeel zijn voor Amerikaanse industriële producenten die investeren in Europa. Bedrijven als Intel hebben volgens hem dus ook daarom een prikkel om een deel van de productie hierheen te verplaatsen.

Wind
Het wisselkoersvoordeel kan echter onmogelijk compenseren voor de hogere energiekosten in Europa. In de omgeving van Maagdenburg zie je veel windturbines. Dat hier windenergie wordt geproduceerd, is voor Intel relevant. Het bedrijf verwacht in Maagdenburg namelijk net zoveel stroom te verbruiken als de hele stad. Om Intel op weg te helpen, wil de deelstaatregering op het nieuwe industrieterrein ook nog een eigen windmolenpark bouwen voor de Amerikanen. Dat zou de energievoorziening veilig kunnen stellen en een enigszins betaalbare energieprijs kunnen garanderen; al zou de politiek daarvoor wel de regels moeten veranderen.

Het is duidelijk dat Duitsland Intel dolgraag wil, en dat speelt het bedrijf uit. Dat de Amerikanen nu nog meer subsidiegeld willen, zet in Duitsland een debat in gang. “We kunnen ons geld misschien beter inzetten dan in een concurrentiestrijd met de VS op het gebied van subsidies”, zegt econoom Schmieding. “We hebben een tekort aan gekwalificeerde werknemers en een enorme behoefte om ook daarin te investeren.”

De subsidies voor bedrijven als Intel hebben alleen zin als Duitsland ook in zichzelf investeert, zegt ook Kerstin Bernoth van DIW. “Het tekort aan vakkrachten, het verbeteren van het onderwijsstelsel, onderzoek en ontwikkeling en een oplossing voor de huidige hoge energiekosten in Europa en Duitsland zijn minstens zo belangrijk. Dat zullen beleidsmakers ook moeten aanpakken om het internationale concurrentievermogen van Duitsland en Europa en de aantrekkelijkheid als bedrijfslocatie te verbeteren.”

Opleving
Europa speelt voor Intel voorlopig een belangrijke rol in het streven om weer in de top van de halfgeleiderindustrie te komen. In Italië wordt een fabriek gepland voor het testen en verpakken van chips. Frankrijk krijgt een nieuw onderzoekscentrum en de bestaande Intel-fabriek in Ierland wordt sterk uitgebreid met een investering van meer dan 10 miljard euro.

Een rit langs de graslanden van Maagdenburg en over de modderweg naar de graafmachines leert dat het nog wel even duurt voordat de gewilde halfgeleiders hier worden gemaakt. Malcolm Penn zegt dat het ook doorbijten is voor beleggers. Ze moeten geduld hebben voor de comeback van Intel, als die er ooit gaat komen. “Dit jaar is heel zwaar. Dit soort plannen is op Wall Street moeilijk te verkopen. Maar ik vind het op de lange termijn een verstandige koers. De wereld blijft grote honger hebben naar chips.”

De Brit geeft aan dat het de zeventiende neerwaartse spiraal is in de halfgeleidersector. Maar hij zegt daar lachend bij dat dit ook betekent dat de volgende opleving alweer voor de deur staat.


U heeft geen gratis artikelen meer over
Nog geen VEB-account?
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen.
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap