VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Indexbeleggen groeit stevig door en voor beleggers lijkt dat een goede zaak. Keer op keer blijkt dat actieve fondsen – waar een beheerder keuzes maakt welke effecten met welke weging op te nemen in de portefeuille – als groep slechter presteren dan de markt. Aangezien alle fondsen en individuele (professionele) beleggers samen de markt vormen, moet het gemiddelde gewogen rendement ook uitkomen op dat van alle beleggingen samen. Dat is echter gerekend vóór de kosten en die spelen een cruciale rol.

Volgens data van Trackinsight zat er eind 2023 wereldwijd een bedrag van 9.403 miljard euro in indexvolgende etf’s, een stijging van 23,5 procent ten opzichte van een jaar eerder. De geldstromen op de Europese fondsenmarkt laten ook een duidelijke richting zien: van actief naar passief. Dat lijkt een goede keuze.

Actieve fondsen hebben het moeilijk en de rendementscijfers laten zien dat hier een reden voor is. Voor een eerlijke vergelijking is het belangrijk om appels met appels te vergelijken. Dat wil zeggen dat de prestaties van bijvoorbeeld fondsen in Europese aandelen worden afgemeten aan een zogeheten benchmark (een index) die ook bedrijven uit Europa bevat. Het is niet mogelijk om direct in zo’n index te beleggen, maar etf’s maken het wel mogelijk om die tegen lage kosten zo goed mogelijk te volgen. Actieve fondsen zijn over het algemeen gezien een stuk duurder.

Wat is de score na 10 jaar?
Een onderzoek naar het onderwerp actief versus passief dat al lang loopt is de SPIVA Scorecard van S&P Dow Jones. Het voordeel daarvan is dat over een tijdsperiode kan worden bekeken of fondsbeheerders niet alleen sporadisch, maar ook jaar na jaar beter weten te presteren dan de index.

Hoe onkreukbaar het imago van een fonds ook is, hoe glanzend ook de brochures, uiteindelijk is er maar één aspect dat telt: het vermogen van een beleggingsfonds om herhaaldelijk betere resultaten te behalen dan een objectieve benchmark. Alleen met dat cijfer voor ogen is het mogelijk om de kwaliteiten van een fondsbeheerder te onderscheiden van dom geluk.

De SPIVA Europe Scorecard is in dat opzicht tekenend. Deze geeft aan hoeveel procent van de fondsen over een periode van 1 tot 10 jaar de relevante benchmark niet weet te verslaan, voor verschillende soorten beleggingen in Europa en de eurozone.

Een belangrijke factor daarbij is dat deze scorecard ook controleert op de zogeheten survivorship bias, het verschijnsel dat veel fondsen worden opgedoekt (en dat gebeurt meestal naar aanleiding van aanhoudend slechte prestaties). Als alleen wordt gekeken naar fondsen die nog bestaan, valt de vergelijking gunstiger uit voor de actieve fondsen. Daarom neemt SPIVA alle fondsen mee die te koop waren aan het begin van een periode. Een belegger kan immers op het moment van aankoop nog niet weten welke fondsen na verloop van tijd zullen overleven?

Zo blijkt ook uit de cijfers van de SPIVA-scorecard dat over de periode van tien jaar bijna de helft van de fondsen in Europese aandelen die aan het begin van de periode actief zijn niet tot en met juni 2023 is blijven bestaan. Bij aandelen uit de eurozone in euro genoteerde obligaties zijn de cijfers vergelijkbaar.

Hoeveel actieve fondsen overleven de 10-jaarsperiode?

 

Aantal fondsen begin

Overlevingspercentage

Aandelen Europa

1019

54,2%

Aandelen eurozone

596

60,2%

Bedrijfsobligaties euro

339

57,5%

Staatsobligaties euro

262

45,4%

Bron: S&P Dow Jones Indices LLC, Morningstar

Verslagen door de index
Op basis van de SPIVA Europe Scorecard, gebaseerd op gegevens tot en met het eerste halfjaar van 2023, is er een duidelijke conclusie te trekken: het is steeds moeilijker om de index te verslaan als de meetperiode langer wordt. Oftewel: ieder jaar zijn er wel een paar fondsen die het beter doen, maar dat lukt bijna nooit consequent. Voor alle duidelijkheid: in deze scores zijn de fondskosten al meegenomen. 

Uiteindelijk is er bij de fondsen die in bedrijfsobligaties beleggen het grootste deel zichtbaar dat over een periode van tien jaar de benchmark weet te verslaan: zo’n 21 procent. Maar ook dat cijfer is niet om over naar huis te schrijven. Van de andere drie fondstypes presteert -gemeten over tien jaar - nog geen tien procent beter dan de index. Bij de aandelen eurozone doet zelfs maar een krappe 4 procent van de actief beheerde fondsen het na tien jaar beter dan de index.

Hoe langer de periode, hoe minder fondsen de benchmark verslaan

Bron: S&P Dow Jones Indices LLC, Morningstar. Per 30 juni 2023. Percentage fondsen dat over de weergegeven periode de index verslaat. Op basis van fondsen die in euro zijn genoteerd.

Deze percentages zeggen niet alles over de resultaten die beleggers hebben behaald. Een meer nauwkeurige weergave van hoe zij het deden in een bepaalde periode is vast te stellen door het berekenen van gewogen gemiddelde rendementen, waarbij het resultaat van elk fonds wordt gewogen naar het vermogen onder beheer.

De SPIVA-rapportages bevatten zowel gelijkgewogen als activa-gewogen gemiddelde prestaties. De activa-gewogen rendementen voor de actieve fondsen vallen vrijwel altijd iets beter uit dan de ongewogen rendementen. Dit zou kunnen betekenen dat beleggers wel de meer bekwame fondsbeheerders eruit weten te pikken. Waarschijnlijker is echter dat de relatief goedkopere fondsen toch het meeste geld aantrekken en puur dankzij de lagere kosten beter presteren.

Gewogen op vermogen onder beheer blijven vooral de aandelenfondsen achter

 

3 jaar

5 jaar

10 jaar

Fondsen aandelen Europa

8,5%

4,3%

6,6%

Index: S&P Europe 350

12,7%

7,5%

8,4%

Fondsen aandelen eurozone

9,8%

4,6%

7,0%

Index: S&P Eurozone BMI

12,2%

6,5%

9,0%

Fondsen bedrijfsobligaties euro

-3,1%

-1,1%

1,0%

Index: iBoxx Euro Corporates

-3,4%

-1,2%

1,0%

Fondsen staatsobligaties euro

-4,8%

-1,8%

0,6%

Inex: iBoxx Euro Sovereigns

-6,0%

-1,9%

1,0%

Bron: S&P Dow Jones Indices LLC, Morningstar. Rendement op jaarbasis. Dikgedrukt de rendementen voor de activasoorten en tijdsperiodes waarin de index het beter deed dan het activa-gewogen gemiddelde van de fondsen.

Uiteindelijk wisten alleen de fondsbeleggers in euro-bedrijfsobligaties op basis van het vermogen onder beheer over de langere termijn (tien jaar) even goede resultaten te overleggen als de index. Voor alle drie de andere categorieën is ook dan het rendement duidelijk lager.