Private equity is ineens overal, van krantenadvertenties tot online banners. De sector wil uw geld en lokt met dubbelcijferige rendementen, maar daar staan slechte verhandelbaarheid, hoge kosten en vaak gebrek aan toezicht tegenover. Wie profiteert er uiteindelijk meer, u of de fondsbeheerder? Een rondje langs enkele aanbieders.
In de beleggerswereld geldt een oud adagium: als iemand je te gretig iets probeert te verkopen, moet je juist alert zijn. Nu is het private equity dat de deur openzet voor particuliere beleggers. Jarenlang was dit het exclusieve domein van pensioenfondsen en miljardairs. Nu worden ook kleinere beleggers verlekkerd met kreten als ‘exclusieve toegang’ en beloftes over dubbelcijferige rendementen.
Door de poort naar private equity stap je niet zomaar. Het is een geheel andere wereld dan die van de aandelenmarkten, getypeerd door lange looptijden, hoge kosten en vaak een uiterst licht toezichtregime. Maar er gloren ook bovengemiddelde winsten.
Tijd voor een rondgang langs enkele aanbieders van private equity-beleggingen voor de particulier. Wat deze bijsluiter u oplevert: een kostenplaatje zonder franje, de echte liquiditeitsrisico’s en een checklist om verkooppraatjes te toetsen.
Plussen en minnen van fund-of-funds in private equity |
Instappen in private equity kan een kans zijn – maar je moet de keerzijde kennen. |
1. Private equity ontrafeld: wat doen deze fondsen met uw geld?
Private equity (PE) draait om investeren buiten de beurs om. De traditionele investeerders nemen bedrijven volledig over, maken ze winstgevender en doen ze na vijf tot zeven jaar weer van de hand. Daarbij moet de investering het liefst een paar keer over de kop zijn gegaan.
In de loop der jaren is private equity veel meer gaan doen.
Inmiddels gaat het om allerlei investeringen: van infrastructuur tot entertainment en van autosport tot leningen aan bedrijven. Het lijkt wel alsof private equity overal zijn hand op legt waar rendement te maken is.
Ook de klantenbasis van private equity – de investeerders in de fondsen – is verbreed. Tot voor kort konden alleen institutionele beleggers zoals pensioenfondsen en family offices instappen. De drempels waren torenhoog: een inleg van tientallen miljoenen en je geld zat daarna zeker ongeveer tien jaar vast.
Dat verandert snel. Waar de sector vroeger zijn neus ophaalde voor particuliere beleggers, wordt de verleiding nu breed uitgesmeerd. Van advertenties in de zaterdagkranten en glanzende brochures tot een constant bombardement van onlinecampagnes.
Neem Marktlink, een bemiddelaar in mkb-overnames die zich steeds actiever richt op particuliere beleggers. Die partij haalde de afgelopen jaren zo’n 2,5 miljard euro op om te investeren in private equity. Ook vermogensbeheerder Van Lanschot Kempen beheert inmiddels ruim 2 miljard euro in deze categorie. De minimale inleg ligt bij beide aanbieders op 250 duizend euro.
Bij sommige aanbieders zijn beleggers met een kleinere portemonnee ook welkom. Zo is deelname bij het Amsterdamse Capler al mogelijk vanaf vijfduizend euro. Veelal spreken aanbieders over ‘democratisering’ van private equity, oftewel ‘kom maar binnen met uw geld’.
2. Hoe gaat de deur naar private equity nu open voor particulieren?
Wie als particulier instapt, komt vaak terecht in een zogeheten fund-of-funds. Het is een verzamelfonds dat ingelegd geld van diverse particulieren bundelt. Managers steken dit kapitaal vervolgens in een tien- tot twintigtal fondsen van private equity-spelers.
In veel brochures ontbreekt het niet aan grote namen uit de private equity-wereld als KKR, EQT, Goldman Sachs en CVC. Het zijn fondshuizen die stuk voor stuk hoge rendementen wisten te boeken in de afgelopen decennia.
De fund-of-funds-structuur biedt particuliere beleggers toegang tot topfondsen die decennialang voor hen gesloten waren. Tegelijkertijd is meestal niet direct zichtbaar welk deel van de inleg bij welke private equity-partij en welk specifiek fonds belandt (zie punt 5 van de checklist onderaan.
Een belegger in fund-of-funds investeert (indirect) in aandelen van bedrijven die niet op een publieke aandelenmarkt genoteerd zijn. De meeste fondsen hebben een looptijd van zeven tot twaalf jaar, waarbij tussentijds uitstappen hooguit incidenteel en vaak tegen forse kosten mogelijk is. Ingelegd beleggingsgeld zit dus jarenlang vast.
Er zijn alternatieven met iets meer flexibiliteit. Wie niet tien jaar wil vastzitten, kan terecht bij zogenoemde semi-liquide PE-fondsen, zoals het Schroders Capital Semi-Liquid PE-fonds. Dit soort fondsen biedt elk kwartaal een beperkte uitstapmogelijkheid, vaak gelimiteerd tot zo’n 5 à 10 procent van het fondsvermogen.
Ook zijn er beursgenoteerde private equity-trusts, waaronder HgCapital Trust of Partners Group. Die zijn dagelijks verhandelbaar, al noteren ze vaak met een korting of premie op hun intrinsieke waarde. Een andere route is de markt voor zogeheten secondaries, waar bestaande belangen in PE-fondsen worden doorverkocht via partijen als Lexington Partners of Ardian. Dat kan liquiditeit bieden, maar meestal tegen een forse korting en zonder garantie op een snelle verkoop.
3. Wie verdient er allemaal mee aan uw inleg?
Als belegger in een fund-of-funds loop je tegen zowel de kosten van de onderliggende private equity-fondsen aan, als tegen de kosten van de fund-of-funds-beheerder zelf. Het is in feite een gelaagde kostenstructuur.
Zo staan traditionele PE-fondsen over het algemeen bekend om de zogeheten ‘2 en 20’-regel: 2 procent jaarlijkse beheervergoeding plus 20 procent van de winst, boven op een vooraf vastgestelde rendementsdrempel van vaak 8 procent. Soms ligt die drempel overigens lager, of ontbreekt zelfs helemaal.
Maar daar stopt het niet: het fund-of-funds legt daar nog een rekening bovenop. De belegger betaalt de beheerder namelijk voor toegang tot private equity en voor het selecteren van de onderliggende PE-fondsen. Dat is geen eenmalige kostenpost. Gemiddeld genomen romen de fund-of-funds-managers circa 1 tot 3 procentpunten van het rendement op jaarbasis af.
Daarnaast brengen sommige fund-of-funds-aanbieders nog een succesfee in rekening. Marktlink neemt bijvoorbeeld 10 procent van het nettorendement (op de investeringen in het mandje PE-fondsen) zodra de rendementshorde van 8 procent is gepasseerd.
Zo kan een bruto rendement van 15 procent bij de onderliggende PE-fondsen voor de particuliere belegger door de gelaagde kostenstructuur zomaar terugvallen tot 10 procent of minder – waarbij bij hogere rendementen een steeds groter percentage van de inleg naar de fondsbeheerders vloeit (zie grafiek pagina 19).
Het is ook goed te beseffen dat de kleine lettertjes een grote rol kunnen spelen. Marktlink rekent meestal 1 procent instapkosten. BB Capital en Capler zelfs 3 à 4 procent. Wie eerder uitstapt, krijgt veelal een forse afkoopboete.
In vergelijking met een regulier indexfonds is beleggen in private equity-fund-of-funds een zeer dure aangelegenheid. Een indextracker op de beurs kost vaak minder dan een half procent per jaar. Private equity voor particulieren is met de gestapelde kosten al snel een factor tien duurder. De vergelijking gaat enigszins mank, want het managen van PE-bedrijven heeft heel wat meer voeten in de aarde dan het aankopen van een mandje aandelen voor een indexfonds. Superbelegger Warren Buffett heeft daar weinig boodschap aan. Hij is kritisch op de kosten en rapportage in private equity en vroeg zich ooit openlijk af hoe je dergelijke hoge kosten kunt vragen zonder enig bewijs voor betere prestaties dan een simpel indexfonds.
Buffett waarschuwt bovendien dat veel fondsen hun rendementen mooier presenteren dan ze voor beleggers werkelijk zijn, omdat ze rekenen met het daadwerkelijk geïnvesteerde deel van het kapitaal in plaats van het volledige toegezegde bedrag. Daardoor lijkt het rendement (de internal rate of return, IRR) hoger dan de belegger netto ontvangt (zie punt 4 van de checklist onderaan)
4. Zijn de beloofde rendementen droom of werkelijkheid?
Hoge kosten zijn niet per se een probleem, zolang de rendementen maar meebewegen. In de brochures schitteren netto doelrendementen van 10 tot 15 procent, maar die zijn niet gebaseerd op eigen trackrecords. De meeste aanbieders zijn pas enkele jaren actief. In die beginfase steken ze vooral geld in nieuwe beleggingen en keren ze weinig of niets uit, omdat er nog geen winstgevende verkopen (exits) zijn geweest.
Ze putten graag uit academische langetermijnstudies waaruit overtuigend zou moeten blijken dat private equity de beurs ruim verslaat. Niet toevallig gaan die grafieken ver terug: vooral twintig jaar geleden waren de resultaten spectaculair. Recente analyses van Bain en Cambridge Associates laten zien dat de voorsprong is gekrompen (zie de grafiek op pagina 20-21). In de VS ligt het gemiddelde rendement van een grote groep PE-fondsen na aftrek van kosten inmiddels dicht bij de beurs. Eerlijk is eerlijk, hierbij helpt natuurlijk dat techreuzen als Nvidia uitzonderlijke rendementen hebben geboekt.
En er speelt nog iets anders in de private equity-wereld. Hoge rendementen lokten een stormloop van kapitaal uit, waardoor deals duurder werden en concurrentie toenam. Hoe meer jagers, hoe schaarser en duurder de prooien – en hoe lastiger het is om rendement te maken. Tel daar de forse kosten bij op en de nettoresultaten komen al snel onder druk. De grote vraag: werkt het recept van private equity anno nu nog, of is de glans eraf?
5. Is dit democratisering of gewoon slimme marketing?
De private equity-wereld is aan het kantelen. Grote institutionele beleggers, zoals pensioenfondsen, blijven private equity zien als een vaste pijler in hun beleggingsmix. Maar de snelheid waarmee ze nieuw geld toezeggen, neemt af. Het lijkt erop dat het institutioneel kapitaal minder nieuwe toezeggingen plant, omdat exits langer duren en bestaande portefeuilles daardoor al zwaar wegen op de mix van beleggingstypes.
Bedrijven blijven bovendien langer in portefeuille omdat exits lastiger zijn, waardoor kapitaal later terugvloeit en rendementen langer 'op papier' blijven. Ook drukken de gestegen waarderingen van overnamekandidaten de verwachte rendementen. Nederlandse pensioenbeleggers zoals APG klaagden de afgelopen jaren openlijk over hoge kosten, wat de druk om kritischer te alloceren vergroot.
Voor private equity-huizen is dat een uitdaging. Cynisch gesteld hebben ze voldoende vers kapitaal nodig om nieuwe deals te blijven doen en fees te kunnen blijven innen. En dan gaat de deur open voor particulieren. Aanbieders hebben structuren bedacht – vaak via fund-of-funds – waarmee kleinere bedragen worden gebundeld tot substantiële tickets. Belangrijk om te weten: veel van deze fondsen vallen onder een vrijstelling voor kleine beheerders. Ze staan wel geregistreerd bij de AFM, maar er geldt geen prospectusplicht en ook geen doorlopend toezicht zoals bij gewone beleggingsfondsen.
Voor vermogensbeheerders zijn dit aantrekkelijke producten: ze brengen hogere vergoedingen op dan indextrackers en binden klanten voor lange tijd. Zo wordt de particuliere belegger steeds belangrijker als financier van de PE-industrie, precies op het moment dat grote pensioenfondsen wat gas terugnemen.
De PE-checklist - Waar u op moet letten vóór u instapt |
Private equity lonkt naar de particulier – maar dat betekent niet dat iedereen blindelings mee moet doen. Wie serieus overweegt in te stappen, moet precies weten hoe dit spel werkt. Het zijn immers geen beleggingen die je op ieder gewenst moment weer van de hand kunt doen. Het gaat om forse bedragen, jarenlange verplichtingen en een kostenstructuur die flink kan knagen aan het rendement. 5. Onderliggende fondsen & strategie |
VEB-lidmaatschap |
---|
Nog geen VEB-account? |
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen. Indien u lid bent, maar nog geen account heeft kunt u ook klikken op ‘inloggen’ en daarna een account aanmaken. |
|
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap |