De wereld staat aan het begin van een nieuw technologisch tijdperk, maar de economische zwaartekracht laat zich niet zomaar uitschakelen. Volgens vermogensbeheerder Robeco kan kunstmatige intelligentie (AI) een nieuwe productiviteitsgolf ontketenen, maar vergrijzing, hoge schulden en geopolitieke spanningen dreigen die opleving te temperen.
In de recente vooruitblik 5-Year Expected Returns: The Stale Renaissance 2026–2030 schetst Robeco een ‘krachteloze renaissance’. Wat zijn de macro-economische ontwikkelingen, hoe zijn markten gewaardeerd en wat mogen beleggers verwachten?
1. Macro-economie en geopolitiek
- Productiviteitsboost door AI, maar gedempt: het rapport verwacht een nieuwe golf van productiviteitsgroei dankzij de opkomst van kunstmatige algemene intelligentie (AGI, een systeem dat zelfstandig kan leren, redeneren en problemen oplossen, zonder telkens opnieuw getraind te worden). De impact wordt echter afgeremd door belangrijke tegenwinden, waaronder beperkingen in rekenkracht, energiebehoefte en geopolitieke spanningen.
- Vergrijzing en de arbeidsmarkt: de beroepsbevolking in ontwikkelde economieën zal naar verwachting al voor 2030 krimpen. Aan de andere kant blijven oudere, technisch onderlegde werknemers mogelijk langer actief in functies waarin AI ondersteunend werkt.
- Afbrokkelend Amerikaans exceptionalisme: de kans dat de Verenigde Staten economisch blijven uitblinken, is kleiner geworden. Inconsistent beleid, zoals het beperken van immigratie, het inzetten van tarieven als wapen en de groei van populisme zorgen ervoor dat het land zijn uitzonderlijke status verliest.
- Hogere rentes en schulden: Het tijdperk van het mondiale spaarsurplus (‘savings glut’) maakt plaats voor een obligatie-overschot (‘bond glut’) door stijgende staatsschulden.
- Inflatie en centrale banken: Robeco verwacht dat de inflatie in ontwikkelde markten rond 2,5 procent blijft hangen. De tijd van ultra-lage rentes is voorbij: structurele krachten beperken de speelruimte van centrale banken om te versoepelen.
Verwachte rendementen (2026-2030)
De krachteloze renaissance heeft gevolgen voor de rendementsverwachtingen in de komende vijf jaar. Robeco beschrijft ook een bull- en een bear-scenario, maar in zijn basisvooruitzicht gaat de vermogensbeheerder uit van de volgende gemiddelde jaarlijkse rendementen voor de belangrijkste beleggingscategorieën (in euro’s).
Beleggingscategorie |
Verwacht rendement (EUR) |
Aandelen ontwikkelde markten |
6,0% |
Aandelen opkomende markten |
7,5% |
Vastgoed (beursgenoteerd) |
5,5% |
Grondstoffen |
5,25% |
Kasgelden |
3,0% |
Staatsobligaties ontwikkelde markten |
3,0% |
Bron: Robeco, The Stale Renaissance.
2. Waardering
Waardering blijft een van de belangrijkste voorspellers van rendement op de lange termijn. Pogingen om de markt te timen leveren zelden structureel succes op, maar wie waarderingen negeert loopt het risico op verkeerde verwachtingen. Een blik op de verhoudingen.
De stand van zaken
Aandelen ontwikkelde markten
De waardering van aandelen wordt voornamelijk gemeten met de Cyclically Adjusted Price-Earnings (CAPE) ratio van Robert Shiller. Dit is een aangepaste koers-winstverhouding die het tienjarig gemiddelde van de winst, gecorrigeerd voor inflatie, gebruikt. Dit dempt de invloed van economische cycli en biedt een langetermijnperspectief.
De VS zijn veruit het duurst onder de ontwikkelde markten, met een CAPE-ratio van 37. Dat ligt ruim boven het historisch gemiddelde. De VS zijn goed voor bijna driekwart van de totale marktkapitalisatie van de ontwikkelde aandelenindex. Daardoor ligt ook de waardering van de totale ontwikkelde markten hoog, met een CAPE van 31,5. Voor Europa is de ratio 21,2: rond het langjarig gemiddelde.
Tobin’s Q
Andere waarderingsmaatstaven bevestigen de hoge waardering. Tobin’s Q deelt de beurswaarde van genoteerde bedrijven door de vervangingswaarde van de bezittingen. Voor de VS staat dit verhoudingsgetal momenteel op 1,8. Dat betekent dat het in theorie goedkoper is om de activa opnieuw op te bouwen dan bedrijven op de beurs te kopen.
Dit cijfer moet echter met nuance worden bekeken, omdat digitalisering en globalisering de kapitaalefficiëntie van bedrijven hebben veranderd. Veel bedrijven halen een aanzienlijk deel van hun waarde uit immateriële activa die slechts gedeeltelijk op de balans staan.
Buffett-indicator
Als derde is er de Buffett-indicator. Deze deelt de totale marktwaarde op een nationale beurs door het bbp en toont zo de verhouding tussen de beurs en de economie. Het cijfer heeft echter beperkingen: veel beursgenoteerde bedrijven zijn internationaal actief, terwijl het bbp alleen de binnenlandse economie weerspiegelt. De Buffett-indicator staat voor de VS op 1,7: de hoogste stand ooit.
Amerikaanse aandelen op drie maatstaven duur
Bron: Robeco, The Stale Renaissance. CAPE linker-as, Tobin’s Q en Buffett-indicator rechter-as.
De aandelenrisicopremie voor de VS is met ongeveer 0,3 procent momenteel laag, wat suggereert dat de verwachte rendementen voor aandelenbeleggers in de VS nauwelijks boven de yield op staatsobligaties uitkomen. Ter vergelijking: deze premie in Europa is 4,3 procent.
Aandelen opkomende markten
Met een gemiddelde CAPE-ratio van 19,3 zijn opkomende markten duidelijk lager gewaardeerd dan de 31,5 van ontwikkelde markten. De datareeksen verschillen, maar ook ten opzichte van hun eigen geschiedenis zijn opkomende markten relatief goedkoop.
Er zijn fundamentele verklaringen voor de lagere waardering:
- Hoger systematisch risico
Beleggen in opkomende markten brengt meer risico mee. Beleggers eisen daarvoor een hoger rendement (hogere discount rate), wat betekent dat toekomstige winsten sterker worden verdisconteerd en dus de huidige waardering lager uitvalt. - Beperkte financiële integratie
Opkomende markten zijn niet volledig geïntegreerd in het wereldwijde financiële systeem. Kapitaal is moeilijker toegankelijk, informatie minder transparant en liquiditeit beperkter. Ook dat leidt tot hogere rendementseisen en dus lagere waarderingen. - Andere sectorstructuur
De beurs van veel opkomende landen bestaat voor een relatief groot deel uit sectoren met lagere structurele groeipotentie. Dat drukt de gemiddelde waardering.
Tussen landen bestaan overigens grote verschillen: India heeft een CAPE van 37,3, Taiwan 28,9 en Turkije slechts 8,2.
Volgens Robeco zou het hogere vereiste rendement in opkomende markten een korting van 14 procent op de waardering rechtvaardigen. In de praktijk is de kloof groter: de MSCI Emerging Markets Index wordt in vergelijking met de MSCI World (ontwikkelde markten) sinds 2014 op basis van vier waarderingsmaatstaven consistent verhandeld met een korting van 20 tot 30 procent. Deze korting ligt nu rond de 35 procent.
Voor beleggers betekent dat: kansen in opkomende markten, voorzichtigheid bij dure ontwikkelde markten en het belang van spreiding als rode draad. In Effect 11 leest u meer over de concrete lessen die het rapport biedt.
VEB-lidmaatschap |
---|
Nog geen VEB-account? |
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen. Indien u lid bent, maar nog geen account heeft kunt u ook klikken op ‘inloggen’ en daarna een account aanmaken. |
|
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap |