VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Polman mag aan de slag

Paul Polman, de nieuwe topman van Unilever, heeft volop kansen om zich populair te maken bij de certificaathouders. Zowel operationeel als op het gebied van corporate governance is er genoeg te doen.

Unilever heeft in het derde kwartaal van dit jaar een bescheiden groei laten zien. Het Brits-Nederlandse concern meldde weliswaar een autonome omzetgroei van 8,3 procent, maar dat was vooral te danken aan prijsverhogingen. De volumegroei bedroeg slechts 0,6 procent. In Europa daalden de volumes met 2,1 procent. Unilever heeft hier last van de huismerken, waarmee in Nederland bijvoorbeeld Albert Heijn zich op de borst slaat. Met een stevige recessie in het vooruitzicht ziet de nabije toekomst er voor Unilever ‘uitdagend' uit. Daar staat tegenover dat consumenten in een recessie minder uit eten gaan, wat voor Unilever gunstig is.
Beroerd gaat het echter bepaald niet bij Unilever; de nettowinst kwam in het derde kwartaal uit op 1,6 miljard euro, bij een omzet van 10,4 miljard euro. Verder werden de verwachtingen voor de autonome omzetgroei voor geheel 2008 licht opgeschroefd en mag het interim-dividend met een cent omhoog naar 0,26 euro. Toch reageerde het aandeel na een aanvankelijk plusje met een verlies van 5,8 procent op het derdekwartaalbericht.

Soep of zeep
De certificaathouders van Unilever hadden de dag voor bekendmaking van de cijfers in een buitengewone aandeelhoudersvergadering Paul Polman benoemd tot uitvoerend bestuurder. Na een "ordentelijke overgangsperiode" zal hij per 1 januari 2009 de Fransman Patrick Cescau opvolgen als bestuursvoorzitter.
Polman, de eerste bestuursvoorzitter van Unilever die van buiten de onderneming komt, staat voor de uitdagende klus om Unilever echt te laten groeien. Hij is sinds 1 oktober in dienst bij het derde voedsel- en consumentengoederenconcern ter wereld maar wilde vragen over de plannen die hij heeft helaas niet beantwoorden. Hij beloofde daar in de aandeelhoudersvergadering van mei 2009 meer over te zeggen. Dat antwoord was te verwachten maar bijzonder jammer, want Unilever slaagt er structureel niet in om beter te presteren dan directe concurrenten Procter & Gamble (P&G) en Nestlé. En laten dat nu net die ondernemingen zijn waar Polman de afgelopen tien jaar in de raad van bestuur heeft gezeten.
Vooral bij de synergie tussen de diverse activiteiten van Unilever en de noodzaak van het handhaven van de huidige productgroepen - voedingsmiddelen, huishoudelijke en persoonlijke verzorging - kunnen vraagtekens worden gezet. Polmans vorige werkgevers hebben beide een duidelijke focus: Nestlé op voeding, P&G op non-food. Tot op heden heeft Unilever geen antwoord gegeven op de vraag welke concrete synergievoordelen te behalen zijn met soep en zeep. Polmans verleden maakt zijn visie op het huidige en toekomstige Unilever des te interessanter. Een betere uitgangspositie om te beoordelen of zo'n tweedeling ook iets is voor Unilever, is moeilijk denkbaar.

Uitverkoop
In een interview vlak nadat zijn voorgenomen benoeming bekend werd, zei Polman al wel dat er een goede basis is om de oude kracht van Unilever terug te brengen. Dat is hard nodig, want Unilevers beurskoers was sinds het aantreden van Cescau niet vooruit te branden. Groei aan de inkomstenkant door volumegroei was er onder zijn bewind nauwelijks.
Cescau is er onvoldoende in geslaagd Unilever te transformeren tot een snelgroeiende multinational, waar ondernemerschap hoog in het vaandel staat. Zo kondigde hij een jaar geleden de zoveelste ronde van kostenbesparingen aan en zette hij een reeks bedrijfsonderdelen met een totale omzet van 2 miljard euro in de etalage. In de afgelopen twaalf maanden verkocht Unilever onder meer het Amerikaanse wasmiddelenbedrijf, kaasdochter Boursin, kruiden- en marinademerken in de Verenigde Staten, palmoliebelangen in Ivoorkust en de olijfolie van Bertolli. Deze uitverkoop poetste de derdekwartaalcijfers aanzienlijk op.
Op vragen van de VEB over de bezoldiging van Polman en vooral over het variabele deel daarvan werd ontwijkend geantwoord. Het basissalaris is 920.000 pond, de jaarlijkse kortetermijnbonus bedraagt bij het behalen van bepaalde doelstellingen maximaal 113 procent. Op de vraag wat die kwantitatieve targets dan precies zijn, werd tot tweemaal toe niet concreet geantwoord. Het gaat om de omzetgroei en de bijdrage aan de kasstroom, dat wel, maar de voorzitter van de remuneratiecommissie Lord David Simon meldde in het Engels dat het geen exacte wetenschap betreft (‘an artform rather than science'). Dat is natuurlijk een wel heel bijzondere interpretatie van het uitrekenen van een bonus op basis van vooraf vastgestelde meetbare doelen, zoals de code voor goed ondernemingsbestuur van voormalig Unilever-topman Morris Tabaksblat voorschrijft.

Op naar Bos

De VEB meldde ook op deze buitengewone vergadering weer dat Unilever de zeggenschap van aandeelhouders inperkt door de certificering van de aandelen. De heren achter de tafel ontweken de kwestie, maar de opmerking dat de belangrijkste houders van de cumulatief preferente aandelen (ING, Fortis en Aegon) nu aan het infuus liggen bij de Nederlandse staat werd door Polman wel opgepikt.
Het bestaan van deze preferente aandelen is namelijk het belangrijkste struikelblok voor opheffing van de certificering. Unilever heeft in het verleden aangegeven ook wel van de certificering af te willen, maar de banken wilden nooit afstand doen van hun preferente aandelen, onder meer vanwege fiscale consequenties. Maar de tijd is rijp voor afschaffing en Polman beloofde de VEB na afloop van de vergadering persoonlijk de kwestie bij minister Wouter Bos ter sprake te brengen.



Gerelateerde artikelen