VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Het onderzoek naar de gang van zaken bij het failliete LCI was vernietigend voor de bestuurders. De Ondernemingskamer vond het onderzoek te beperkt om wanbeleid vast te stellen. De VEB overweegt via de civiele rechter recht te halen voor gedupeerde beleggers.

Wat deden commissarissen Dick Schonis, Jan Tollenaar en Rik Maes toen het Smartpen-project LCI naar de afgrond trok?

En wat deden ze toen bestuurder Sam Asseer voor 50 miljoen euro aan ongedekte garanties verstrekte ten behoeve van Oostenrijkse werkmaatschappijen? Zij deden niets.

Op 18 februari 2008 heeft de Ondernemingskamer (OK) het eindrapport van onderzoeker Van den Blink naar het beleid en de gang van zaken van het failliete ict-bedrijf LCI openbaar gemaakt.

De onderzoeker trekt daarin vernietigende conclusies over het beleid en het functioneren van bestuurder en commissarissen. Conclusies die voor de VEB de opmaat vormden naar de tweede fase van deze enquêteprocedure: de vaststelling van wanbeleid.

Verrassende uitspraak
De uitspraak van de OK over het wanbeleid volgde op 12 maart 2009. Die uitspraak was voor velen een verrassing. De OK bepaalde dat het door haar bevolen onderzoek naar mogelijk wanbeleid te beperkt is uitgevoerd.

Het voorliggende onderzoeksrapport levert in omvang en qua periode en onderwerpen onvoldoende grondslag om daarop een verantwoord oordeel over wanbeleid te vellen, zo overwoog de OK. De OK is niet ingegaan op de feiten die de onderzoeker voor het gepleegde wanbeleid door bestuurder en commissarissen heeft aangedragen.

Naar de mening van de VEB zijn de door de onderzoeker gepresenteerde feiten voldoende voor de conclusie dat er sprake was van wanbeleid door de bestuurder en de commissarissen. De OK heeft nagelaten zich daarover een oordeel te vormen.


De VEB vraagt zich af waarom de OK dan niet eerder opdracht heeft gegeven het door haar bevolen onderzoek aan te laten vullen of uit te breiden. Het is tenslotte de OK die over de kwaliteit van het onderzoek dient te waken.

Dit geldt temeer nu de VEB in het onderzoekstraject geen formele bevoegdheden heeft om zich over de inhoud en kwaliteit van het rapport uit te laten en de OK om aanvullend onderzoek te vragen.

De VEB vindt het een opmerkelijke en teleurstellende gang van zaken en is op 12 juni 2009 dan ook in cassatie gegaan tegen de beschikking van de OK.

Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelde 10 september 2010 dat de OK een discretionaire bevoegdheid heeft - en dus naar eigen oordeel en inzicht mag handelen - om te bepalen wat er dient te gebeuren als het onderzoek naar haar oordeel te beperkt is.

Voorts oordeelde de Hoge Raad dat de OK dit discretionaire oordeel niet eens hoeft te motiveren. De eindbeschikking van de OK bleef aldus onaangetast, zodat de gedupeerde beleggers nog steeds met lege handen staan. De VEB is teleurgesteld in de formalistische wijze waarop de Hoge Raad de procedure afdoet.

Vervolgstappen
De VEB beraadt zich op vervolgstappen. Een van de mogelijkheden is op basis van het onderzoek alsnog een civiele actie beginnen tegen de bestuurders.