VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

AkzoNobel schudde opstandige aandeelhouders in april van zich af met ambitieuze doelstellingen. Na twee matige kwartalen en evenzoveel winstwaarschuwingen is de vraag of deze doelstellingen nog wel haalbaar zijn.

“Het betere plan”, zo bestempelde voormalig topman Ton Büchner Akzo’s zelfstandige strategie en doelstellingen in april. Die strategie zou “meer waarde, meer zekerheid en minder risico” voor aandeelhouders betekenen dan het bod van PPG, dat uiteindelijk zou oplopen tot 96,75 euro per aandeel. 

Maar na twee matige kwartalen en evenzoveel winstwaarschuwingen is de vraag hoe geloofwaardig de plannen van Akzo nog zijn om de resultaten in de komende jaren te verbeteren. 

Waar het concern ruim een maand geleden nog rekende op een hoger bedrijfsresultaat (ebit, winst voor rente en belastingen), verwacht het nu een resultaat dat in lijn is met 2016. De twee voornaamste redenen: “aanhoudende industrie-specifieke tegenwind” en “verstoringen in de supply chain”.

De verwachting van een toename van 100 miljoen euro –vergeleken met het ebit-resultaat van ruim 1,5 miljard euro van 2016 – werd in een eerder stadium al geschrapt.

 

Toenemende twijfel

Nadelige valuta-effecten, hogere grondstofkosten, en dan ook nog een orkaan: AkzoNobel wijst volledig op externe factoren die de winstdoelstelling in de wielen rijden. Helemaal ongegrond lijkt dit niet, want zowel belager PPG als concurrenten Sherwin Williams en Axalta worstelen ook met kopwind.

Maar vooral de onmacht in de laatste twee kwartelen om hogere grondstofkosten door te berekenen aan klanten signaleert gebrekkige prijsmacht bij zowel decoratieve verven als de coatingstak.

De vrees bestaat dat hogere grondstofrekeningen geplande kostenbesparingen in de komende jaren teniet zullen doen. Dat voedt de twijfel over de haalbaarheid van de toch al ambitieuze financiële doelstellingen voor 2020.

Met de winstwaarschuwing geeft AkzoNobel aan dat het al lastig is om een paar kwartalen vooruit te kijken, en in ieder geval te optimistisch is geweest. Het roept de vraag op hoe beleggers de doelstelling, waaronder een marge van minimaal 15 procent over ruim 3 jaar, moeten zien.

Met een (gedaalde) marge van 9,4 procent (was 12 procent in het derde kwartaal van 2016) voor decoratieve verven en 10,3 procent (was 14,2 procent) voor de coatingstak is AkzoNobel in ieder geval ver verwijderd van deze doelstellingen voor 2020.

De koers van AkzoNobel noteert in de middag een kleine 2 procent lager op 77 euro per aandeel. Tegen die koers is AkzoNobel ruim 19 miljard euro waard. Dat is een kleine 6 miljard euro minder dan het laatste afgewezen bod van PPG van circa 25 miljard euro eind april.

 

Zeer matig

Opvallend genoeg zit de pijn voornamelijk in de twee takken van sport waar Akzo verder mee wil: kort gezegd verven voor de consumentmarkt en de (speciale) coatings.

Vooral bij de coatingstak gaat het ronduit beroerd. AkzoNobel kan hier de gestegen inkoopkosten van grondstoffen niet doorberekenen aan klanten.

Bij Marine daalde de omzet met 10 procent tot 327 miljoen euro. Door de lage olieprijs is sprake van een significante lagere vraag naar de coatings voor tankers en olieplatforms.

Decoratieve Verven zou moeten profiteren van de opleving in de bouwsector, maar hier is weinig van terug te zien in de kwartaalcijfers. De verkopen daalden zelfs ten opzichte van het derde kwartaal van vorig jaar met een procentje tot circa 1 miljard euro.

Het bedrijfsresultaat (ebit) daalde hier met maar liefst 23 procent tot 95 miljoen euro, als gevolg van “hogere grondstofkosten en een verandering van de prijs/mix”.

Ook hier slaagt AkzoNobel er dus niet in de hogere grondstofrekening door te schuiven naar de klant. Sterker, uit de zogeheten negatieve prijs/mix van 3 procent die het concern publiceert, blijkt dat klanten in bouwmarkten juist voor steeds goedkopere blikjes verf kozen.

Bij de tweedekwartaalcijfers moest ceo Thierry Vanlancker al aangeven dat de impact van grondstofprijzen hoger was dan werd verwacht en dat het lastig bleek om in sommige segmenten de prijzen te verhogen. Nu vraagt de Belgische ceo nog “enkele kwartalen” geduld van beleggers. Dat is, naar eigen zeggen, de tijd die het kost om de prijsverhogingen volledig door te berekenen.

 

Chemie op schema

AkzoNobel geeft verder aan dat de verkoop van de chemietak op schema ligt. Dat betekent dat de tak voor april volgend jaar moet zijn afgestoten.  

“Er blijft significante interesse in onze speciaalchemie-tak en we kijken uit naar de start van het splitsingsproces in de komende weken”, aldus Vanlancker. 

AkzoNobel wil aandeelhouders in een speciale vergadering op 30 november toestemming vragen om het onderdeel te kunnen verkopen of via een splitsing naar de beurs te brengen. In het laatste geval ontvangen beleggers in AkzoNobel kort gezegd aandelen in de activiteiten die worden afgestoten.

Opvallend genoeg is juist de speciaalchemietak het enige onderdeel dat enige mate van prijsmacht liet zien. De divisie kon de prijzen met 4 procent verhogen zonder dat dit een negatief effect had op het verkoopvolume.  

Het bedrijfsresultaat groeide echter nauwelijks – met 1 procent tot 1,2 miljard euro – voornamelijk als gevolg van tegenvallende wisselkoerseffecten en de negatieve gevolgen van orkaan Harvey in de Verenigde Staten.

Volgens het verf- en coatingconcern heeft Harvey bij elkaar een negatieve impact op het ebit-resultaat van 25 miljoen euro. 

Beleggers mogen ervan uitgaan dat de tak nog steeds tussen de 8 en 12 miljard euro moet opleveren, de bandbreedte die AkzoNobel eerder communiceerde. 

 

Onverantwoord

Uit de financiële cijfers blijkt ook dat de netto-schuld van AkzoNobel fors oploopt: van 1,3 miljard euro eind 2016 tot 1,7 miljard euro eind september. “De toename is voornamelijk het gevolg van pensioenbijstortingen, de inkoop van aandelen en wisselkoerseffecten”, aldus het verfbedrijf.  

Gegeven de verminderde vooruitzichten en het beperkte cashgenererende vermogen is het de vraag of de royale dividendpolitiek van het concern verantwoord is. Om beleggers te paaien verhoogde AkzoNobel het interim-dividend van 0,37 euro per aandeel vorig jaar tot 0,56 euro.

Daarnaast wil het concern in december een superdividend uitkeren van één miljard euro. Het stelt hiervoor wel de voorwaarde dat aandeelhouders in december instemmen met de afsplitsing van chemie.

Beleggers mogen langzamerhand grote vraagtekens zetten bij het optimisme dat AkzoNobel aan de dag legde tijdens de overnameperikelen, terwijl nu de overname (voorlopig) is afgeweerd de ene na de andere tegenvaller wordt gemeld.

 

Strijd om commissariszetel

De nieuwe bestuursvoorzitter Thierry Vanlancker krijgt vanaf december te maken met drie nieuwe toezichthouders.

Er zijn drie commissarisposten te verdelen, maar er zijn vier kandidaten. Die vierde persoon is voormalig ASML-topman Eric Meurice. Hij wordt door de Britse AkzoNobel-aandeelhouder USS, dat de pensioenen beheert van Britse professoren, naar voren geschoven. Meurice was tussen 2003 en 2014 bestuursvoorzitter van de chipmachinefabrikant uit Veldhoven. In die periode wist hij met ASML een aandeelhoudersrendement van 500 procent te boeken tegenover circa 70 procent voor de AEX-index. Momenteel is hij bestuurder van halfgeleiderproducent NXP dat op de nominatie staat om te worden verkocht aan het Amerikaanse Qualcomm.

Maar het geplaagde verfconcern wil de entree van Meurice in het toezichthoudend college voorkomen. Volgens president-commissaris Antony Burgmans is AkzoNobel tot dat oordeel gekomen op basis van “ontvangen feedback van een onafhankelijk headhuntersbureau”. Wat dat commentaar inhoudt, meldt president-commissaris Burgmans niet in het perscommuniqué.

Meurice moet daarom strijden voor zijn zetel met een eigen kandidaat van AkzoNobel, de Brit Patrick Thomas. Hij is momenteel hoogste baas bij het Duitse chemiebedrijf Covestro.

Helemaal gelijke kansen hebben de beide heren niet. Omdat Meurice door een aandeelhouder wordt voorgedragen, gelden voor zijn benoeming strengere voorwaarden. Volgens de statuten van AkzoNobel moet twee derde van de uitgebrachte stemmen voor zijn komst stemmen, bij een minimale opkomst van 50 procent van het uitstaande aandelenkapitaal. Die laatste horde lijkt wel te nemen. Bij de laatste bijeenkomsten in april en september kwam ruim 70 procent van de aandeelhouders opdagen.

Voor Thomas ligt de lat aanzienlijk lager: hij heeft slechts een gewone meerderheid van de stemmen nodig. Of het rebellerende USS al steun van medeaandeelhouders heeft voor de kandidatuur van Meurice, bijvoorbeeld van AkzoNobel-kwelgeest Elliott, is niet bekend.

Een opvallende naam die wel door Burgmans en zijn medecommissarissen is aangezocht, is Michiel Jaski. Jaski was enkele jaren topman bij Grontmij totdat hij het ingenieursbureau eind 2015 verkocht aan het Zweedse Sweco. 

 

 




Gerelateerde artikelen