VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

27 maart, 15:30

Bij iedere beurscrash trekken toezichthouders het verbod op short selling uit de kast. Mogelijk zou short selling koersdalingen versnellen en tot waarderingen leiden die geen afspiegeling zijn van de realiteit, zo luidt de theorie. Maar werkt een verbod in de praktijk? 

Met de bioscoopfilm The Big Short, vernoemd naar het gelijknamige boek van Michael Lewis, kwam short sellen de huiskamer binnen bij veel Nederlanders. De film gaat over een hedgefondsmanager die wil speculeren op de neergang van de Amerikaanse huizenmarkt. Hij gaat short om te profiteren. 

De film heeft niet geholpen om de zweem van mystiek rond short selling weg te nemen. Bij het short sellen worden aandelen vooraf verkocht om deze later tegen (hopelijk) lagere prijzen terug te kopen. De verkochte aandelen worden tijdelijk tegen betaling geleend van iemand die het aandeel reeds in zijn of haar bezit heeft. Het verschil tussen verkopen en terugkopen is de winst of het verlies dat de short seller maakt, en zo verdient deze belegger dus aan zakkende beurskoersen. 

In tijden van crisis, zeker nu het om de gezondheid gaat van (veelal) kwetsbare groepen mensen, is er begrijpelijkerwijs weinig sympathie voor beleggers die proberen zo veel mogelijk te verdienen aan het leed van anderen. De Amerikaanse beurstopman Tom Farley (NYSE) zei drie jaar geleden al dat het principe vies voelt en noemde short selling zelfs ‘un-American’. Short sellen is met andere woorden weinig populair en zorgt in de ogen van velen, waaronder toezichthouders, voor onnodige onrust. 
Lees het hele artikel hier