VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Arrest Europees Hof van Justitie inzake VEB-BP

Het Europees Hof van Justitie heeft in het arrest van vandaag duidelijkheid gegeven over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter in de procedure tussen de VEB en BP. De Nederlandse rechter is niet bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van de gedupeerde BP beleggers.

Het Europees Hof komt in zijn arrest (CURIA - Documents (europa.eu)) tot de volgende conclusie:

“ […] het feit dat op een beleggingsrekening rechtstreeks zuiver financiële schade ontstaat die het gevolg is van beleggingsbeslissingen die zijn genomen onder invloed van wereldwijd gemakkelijk toegankelijke maar onjuiste, onvolledige en misleidende informatie van een internationale beursgenoteerde vennootschap, het niet mogelijk maakt om uit hoofde van het intreden van de schade uit te gaan van de internationale bevoegdheid van een rechterlijke instantie van de lidstaat waar de bank of beleggingsonderneming gevestigd is waarbij de rekening in het register is ingeschreven, wanneer die vennootschap niet onderworpen was aan wettelijke openbaarmakingsverplichtingen in die lidstaat.”

VEB-directeur Paul Koster reageert teleurgesteld: “Het is voor Nederlandse en Europese beleggers van belang dat ze hun recht kunnen halen als ze gedupeerd worden door beursgenoteerde ondernemingen. De schade is door de beleggers op hun Nederlandse beleggingsrekening geleden en het Nederlandse rechtssysteem is bij uitstek geschikt daarover te oordelen. Voor de VEB waren er meer dan voldoende aanknopingspunten om in Nederland tegen BP en ook tegen Volkswagen te procederen. Door het arrest kan de VEB niet procederen in Nederland tegen buitenlandse beursvennootschappen die geen wettelijke openbaarmakingsverplichtingen in Nederland hebben. Als het op beleggersbescherming aankomt is dit een stap achteruit.”

Het Europees Hof hecht in het arrest een groot belang aan de voorzienbaarheid voor beursgenoteerde ondernemingen zodat zij weten waar zij in rechte kunnen worden aangesproken. De beleggingsrekening waarop de aandelen worden gehouden biedt daarvoor een onvoldoende aanknopingspunt, aldus het Europees Hof:

“ […] de criteria die verband houden met de woonplaats en met de plaats waar de effectenbezitters een rekening aanhouden, de emitterende vennootschap in dat geval namelijk niet in staat om te anticiperen op de vaststelling van de internationale bevoegdheid van de gerechten waarvoor zij zou kunnen worden opgeroepen, hetgeen in strijd is met de in overweging 16 van verordening nr. 1215/2012 genoemde doelstelling die erin bestaat – teneinde het rechtszekerheidsbeginsel te waarborgen – de mogelijkheid te vermijden dat de verweerder wordt opgeroepen voor een gerecht van een lidstaat dat voor hem redelijkerwijs niet voorzienbaar was.”

Voorgeschiedenis: geen procedures tegen BP in Europa
De VEB daagde BP in april 2015 namens Nederlandse beleggers voor de rechter vanwege misleiding voor en na de olieramp in de Golf van Mexico in 2010. De procedure van de VEB is de enige procedure van beleggers in Europa in de nasleep van de ramp met de Deepwater Horizon. In Canada en de Verenigde Staten liepen wel meerdere procedures.

Het Hof Amsterdam was net als de Rechtbank Amsterdam van oordeel dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is om over deze kwestie te oordelen. Volgens het Hof is de financiële schade weliswaar in Nederland geleden maar dienen er aanvullende bijzondere omstandigheden voorhanden te zijn, voordat de Nederlandse rechter bevoegd is. Die bijzondere omstandigheden “waaruit een band met Nederland kan worden afgeleid”, waren niet aanwezig volgens het Hof.

De VEB is in cassatie gegaan tegen het oordeel van het Hof.  A-G Vlas, tevens hoogleraar Internationaal Privaatrecht, adviseerde de Hoge Raad in zijn conclusie van 9 februari 2019 om prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof van Justitie. De Hoge Raad heeft dit advies in zijn arrest van 14 juni 2020 overgenomen. Vandaag heeft het Europees Hof van Justitie antwoord gegeven op de vragen van de Hoge Raad: de Nederlandse rechter is niet bevoegd.

De olieramp met de Deepwater Horizon in 2010
De procedure van de VEB had betrekking op de misleidende uitlatingen van BP jegens haar aandeelhouders. Het gaat hierbij om stelselmatig onjuiste, onvolledige en misleidende mededelingen van BP over haar veiligheids- en onderhoudsprogramma's vóór de olieramp met de Deepwater Horizon op 20 april 2010. Daarnaast gaat de procedure over misleidende uitlatingen van BP over de omvang van de olieramp ná deze gebeurtenis.

Na de olieramp daalde de koers van het aandeel BP met meer dan 48 procent.

De misleidende uitlatingen na de olieramp waren aanleiding voor de Amerikaanse toezichthouder SEC om BP een boete op te leggen van 525 miljoen dollar. Destijds de op twee na hoogste boete ooit uitgedeeld door de SEC.