VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

De vermogensrendementsheffing blijft de gemoederen bezighouden. Wat zijn de laatste ontwikkelingen en wat doet de VEB? Een overzicht.

Politiek wordt wel eens de kunst van het haalbare genoemd. Als het over Box 3 gaat, de veelbesproken fiscale heffing op rendement uit vermogen, wordt steeds duidelijker dat het beleid van de regering onhoudbaar is. 

Jarenlang heeft de fiscus vermogen uit sparen en beleggen belast alsof er jaarlijks een rendement van vier procent werd behaald. Dat de spaarrente sinds 2001 nooit dat niveau bereikt heeft, werd daarbij willens en wetens genegeerd.

Totdat de Hoge Raad eind 2021 een streep zette door die praktijk. Mensen belasten voor inkomsten die ze overduidelijk niet ontvangen hebben, is in strijd met het eigendomsrecht. Met een inderhaast ingevoerde herstelwet probeerde het kabinet de meubels te redden. Spaarders die geklaagd hadden, werden gecompenseerd voor onterecht betaalde belasting en de komende jaren zullen alle spaarders worden aangeslagen voor de werkelijke opbrengsten - die zeer laag zijn.

De kritiek op de herstelwet zwelt echter aan. Voor beleggers gaat de fiscus nog steeds niet uit van de werkelijk behaalde opbrengst maar van fictieve rendementen op basis van langjarige gemiddelden. Die percentages zijn onrealistisch en schrijnen des te meer voor slechte beleggingsjaren. Zo verloren de meeste beleggers in 2022 aanzienlijk, maar rekent de belastingdienst voor dat jaar met een rendement van ruim 5,5 procent. De rendementen die u in 2023 en 2024 gaat behalen, heeft de fiscus ook al vastgesteld: respectievelijk 6,17 procent en 6,04 procent. Met inflatie wordt geen rekening gehouden.

De onvrede hierover leeft breed, zo ondervindt de VEB dagelijks uit reacties van beleggers. Beleggers zijn zeker bereid belasting te betalen over beleggingswinsten, maar dan moeten die er wel zijn.

Ook rechters tonen zich uitermate kritisch over de herstelwet, die bekend staat als de zogenoemde ‘spaarvariant’. Sinds het Kerstarrest van 2021 hebben rechters in minimaal 15 rechtszaken laten blijken dat de Box 3-heffing moet plaatsvinden over daadwerkelijk door de belastingplichtige behaald rendement.

Recent in de Kamer
De kritiek onder belastingplichtigen en fiscale specialisten heeft ook het ministerie van Financiën bereikt. Verantwoordelijk staatssecretaris van Financiën, Marnix van Rij, probeert de scherpe kantjes van de herstelwet af te vijlen door enkele aanpassingen voor specifieke situaties. Eind april stuurde hij een brief naar de Tweede Kamer waarin hij ‘verfijningen’ voorstelt over Box 3 . Voor veel beleggers brengen de voorstellen geen enkele verlichting. Zo blijft het fictieve rendement voor beleggers zeer sterk afwijken van de werkelijkheid, ook over een verliesjaar als 2022.

Tijdens een debat met de Tweede Kamer gaf Van Rij toe dat de herstelwet “‘niet op een slechter moment” ingevoerd had kunnen worden: op een moment dat de beurskoersen flink waren gedaald.

Tegelijkertijd herhaalde hij zijn eerdere stelling dat beleggers aan cherry picking doen. Ze klagen alleen in slechte jaren. Daarbij laat hij opnieuw onbenoemd dat dit te wijten is aan het onvermogen van de Belastingdienst om daadwerkelijk rendement te belasten, ook in goede jaren. En het argument van de regering dat goede en slechte beleggingsjaren elkaar nu eenmaal afwisselen, houdt geen stand. Inkomstenbelasting, waaronder Box 3, wordt nu eenmaal op jaarbasis geheven.

Een opvallende ontwikkelingen is dat Van Rij heeft aangegeven dat oplossingen in het Box 3-dossier wat hem betreft, niet budgetneutraal hoeven te zijn. Tot nu toe waren jaarlijkse stabiele inkomsten voor de overheid vanuit Box 3 een belangrijk uitgangspunt. Kort gezegd betekent dit dat de gederfde inkomsten vanwege een lage heffing op spaarders ‘verhaald’ worden op beleggers. Budgetneutraal dus.

Dat lang gekoesterde uitgangspunt is weinig reëel. Inkomsten uit vermogensopbrengsten zijn nu eenmaal afhankelijk van de grillen van de markt: als inkomsten van jaar op jaar veranderen moet dat ook implicaties hebben voor de belastinginkomsten. Dat de staatssecretaris niet langer hecht aan gegarandeerde, stabiele inkomsten is een stap voorwaarts.

2022 in de wachtkamer
Een juridische toets van de Box 3-heffing over 2022 durft de regering voorlopig niet aan. Door een kunstgreep is bezwaar maken tegen de aanslag uit 2022 nog niet mogelijk; dat kan pas als aanslagen definitief zijn opgelegd. De VEB heeft eerder laten weten proefprocedures te starten op het moment dat de aanslagen definitief zijn. De voorbereidingen van die procedures zijn in volle gang, zodat we klaar zijn om te procederen op het moment dat het mogelijk is.

Staatssecretaris Van Rij wil wachten met het definitief maken van de belastingaanslag 2022 totdat de Hoge Raad zich heeft uitgesproken over een Box 3-zaak die nu in behandeling is. Het oordeel van de Hoge Raad in die zaak zou duidelijkheid moeten scheppen over de wetmatigheid van de herstelwet (‘de spaarvariant’). Het arrest van de Hoge raad wordt dit jaar verwacht. Verder uitstel ten aanzien van de belastingaangifte 2022 acht de VEB niet wenselijk. Als de staatssecretaris laat weten ook andere oordelen van de Hoge Raad in Box 3-zaken af te wachten – er staan nog verschillende zaken in cassatie – dan zal de VEB daartegen ageren.

Wat de VEB vindt:

  • De VEB vindt dat Box 3-heffing op basis van werkelijk behaald rendement moet plaatsvinden. Behaalde winsten belasten is de afspraak, maar geen winst betekent dan ook geen belasting.
  • Dat de Belastingdienst nog jaren nodig heeft – in ieder geval tot 2027 - om de systemen dusdanig in te richten dat werkelijk behaald rendement de basis vormt, kan belastingplichtigen moeilijk verweten worden. Zij mogen hiervan ook niet de dupe zijn.
  • Zo lang belasten op basis van werkelijk rendement niet mogelijk is, moet betere aansluiting worden gezocht bij de werkelijke situatie. Bijvoorbeeld door de oude Box 3-methodiek te hanteren waarbij wordt uitgegaan van 4 procent rendement (waarover dan 30 procent belasting wordt geheven: de befaamde 1,2 procent vermogensrendementsheffing).
  • Zijn er jaren waarin die 4 procent overduidelijk niet kan worden gehaald of waarin het rendement zelfs negatief is, dan wordt er over beleggingen in die jaren helemaal geen belasting geheven.
  • Belastingplichtigen moeten de mogelijkheid krijgen om met bewijs te komen dat ze het voorgestelde rendement niet hebben behaald, een zogenoemde tegenbewijsregeling.
  • (Fictieve) vermogensrendementsheffing over verlieslatende jaren, zoals 2022, is onaanvaardbaar. De VEB is vastbesloten de gang naar de rechter te maken om dit te bekrachtigen.

Verder lezen:

Volgende update: begin juli 2023

 


U heeft geen gratis artikelen meer over
Nog geen VEB-account?
Voor toegang tot de volledige website dient u een VEB-lidmaatschap aan te houden en in te loggen.
Meer infomatie over het VEB -lidmaatschap