VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Dat de coronacrisis ING hard zou treffen was na de winstwaarschuwing van vorige week al duidelijk. Het bedrijf moest in het tweede kwartaal 1,3 miljard euro opzij zetten voor moeilijk inbare leningen. Onder aan de streep resteert een winst van 299 miljoen, een daling van liefst 80 procent.

Verslechterende macro-economische vooruitzichten en een toenemend aantal klanten in betalingsproblemen hebben ING gedwongen 1,3 miljard euro aan de stroppenpot  toe te voegen. In het eerste kwartaal moest de bank ook al 661 miljoen euro als voorziening op slechte kredieten nemen. Dat is voor ING een serieuze kostenpost. In dezelfde periode vorig jaar was maar 416 miljoen euro nodig als voorziening.

Betalingsproblemen
Het vaststellen van de hoogte van de voorzieningen gebeurt op basis van modellen en bevat verwachtingen voor de toekomst. Dat die verwachtingen onderhevig zijn aan voortschrijdend inzicht bleek uit de woorden van de nieuwe bestuursvoorzitter Steven van Rijswijk. Hij was tot voor kort risicodirecteur van ING en volgde vorige maand Ralph Hamers op die vertrok naar het Zwitserse UBS.

De boodschap van Van Rijswijk was dat het economisch herstel langer gaat duren en de schade voor de bank waarschijnlijk groter is. Ten opzichte van maart zette de bank daarom nog eens 421 miljoen euro extra apart om de verslechterende macro-economische prognoses in de cijfers te laten doorklinken. De overige 900 miljoen euro aan risicokosten is te wijten aan klanten die in betalingsproblemen zitten of snel dreigen te komen.

Tabel 1: Toevoeging voorziening per bedrijfsonderdeel

 

Wholsesale

Retail Nederland

Retail België

Challengers en growth 

 Totaal

Q2 2020

882 mln

120 mln

156 mln

 178 mln

1,3 miljard 

w.v. verslechtering outlook

252 mln

65 mln

45 mln

 59 mln

 421 mln

Q1 2020

373 mln

19 mln

126 mln

 140 mln

661 mln 

Bron: ING, bewerking VEB

Zakenbank fors geraakt

De problemen zijn het grootst binnen de zakenbankdivisie van ING (wholesale banking). Dit onderdeel is met 300 miljard euro verantwoordelijk voor ongeveer veertig procent van de totale leningenportefeuille van ING. De zakenbank tekent nu voor 882 miljoen aan nieuwe risicokosten (zie: tabel 1). Binnen dit onderdeel steeg het aandeel leningen met een verhoogd risico op wanbetaling tot 8,5 procent van het uitstaande leningenboek. Dat was in het eerste kwartaal nog 6,3 procent.

Ook in landen als Oostenrijk, Tsjechië, Frankrijk en Australië, door ING aangeduid als het segment challengers and growth, liep de verliesvoorziening behoorlijk op.
 
Een van de boosdoeners is wat ING noemt een ‘mogelijk fraudegeval’ bij een klant. Net als het Duitse Commerzbank eerder deze week al deed, moest ING vermoedelijk afboeken op de leningen die het verstrekte aan het in staat van faillissement verkerende voormalige Duitse fintechbedrijf Wirecard.

In een reactie tijdens de analistenbijeenkomst zei Van Rijswijk dat de risicokosten in de tweede helft van dit jaar waarschijnlijk lager zullen uitvallen op voorwaarde dat de omstandigheden niet verder verslechteren.

Onderliggend solide
Aan de inkomstenkant doet ING het solide. Alhoewel de inkomsten op het rentebedrijf licht daalden (-1,2 procent), werd dit ruimschoots goedgemaakt door hogere commissies en eenmalige baten.

Aan de kostenkant moest worden afgeschreven op goodwill (300 mln) en gaf het bedrijf meer uit aan reguleringskosten. Hierbij gaat het onder andere om bankbelasting, de bijdrage aan nationale depositogarantiestelsels en de gefaseerde volstorting van het Europese resolutiefonds.

Geschoond voor deze effecten namen de kosten licht af, ondanks hogere uitgaven voor klant- en fraudeonderzoek (36 miljoen). Ook bij ING zijn in korte tijd nieuwe afdelingen en teams uit de grond gestampt die verantwoordelijk zijn voor de beoordeling van klanten en hun transacties. Dit zal naar verwachting structureel leiden tot hogere bedrijfslasten.

De investeringen in compliance en reguleringskosten zetten de kostenambities structureel onder druk. Alhoewel ING de ambitie voor de kostenefficiëntie (de cost to income ratio) handhaaft op 50 tot 52 procent, lijkt deze doelstelling langzaamaan uit beeld te raken. In het tweede kwartaal kwam de ratio uit op 59 procent, zo’n twee procent hoger dan in 2019.

Klanten wel voorzichtig
ING zei bij de halfjaarcijferpresentatie ook dat klanten buitengewoon voorzichtig zijn om nieuwe financiële risico’s aan te gaan. Zo nam in het tweede kwartaal het spaargeld toe met 21 miljard euro, doordat klanten hun vakantiegeld niet uitgaven. Verder kromp het leningenboek met zo’n zeven miljard euro, met name bij consumentenkrediet.

Ook kon ING geen goede bestemming vinden voor de 60 miljard euro aan noodkredieten die het van de Europese Centrale Bank (ECB) kreeg (TLTRO III) om bedrijven te financieren. Indien ING deze kredieten niet uitgeeft, geeft de ECB hierop een rentevergoeding van 0,5 procent. Uitlenen aan bedrijven levert ING meer op, maar komt met risico’s.

Uitzicht op dividend
Van Rijswijk volgt logischerwijs het verlengde dividend moratorium zoals min of meer opgedrongen door de ECB tot en met het einde van 2020.

In de toelichting gaf ING aan dat het slotdividend over 2019 nog altijd niet is toegevoegd aan de kapitaalbuffer. Dat impliceert dat ING er al vanuit lijkt te gaan dat dit kapitaal vroeg- of laat uitgekeerd wordt aan de aandeelhouder. Ondanks het slechte kwartaal blijken beleggers hier positief op te reageren. Het aandeel stond in het begin van de middaghandel ongeveer vijf procent in de plus.

Of ING inderdaad het dividend gaat uitkeren, zal in hoge mate afhangen van de ontwikkelingen in de tweede jaarhelft. Hierbij is een van de grote vragen natuurlijk hoe de economie zich zal gaan gedragen en of de verwachtingen van Van Rijswijk ook inderdaad uitkomen.



Gerelateerde artikelen