VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Nog niet zo lang geleden zat er weinig verschil tussen een belegging in Shell, ExxonMobil of BP. Maar sinds begin dit jaar eisen de grote energiereuzen allemaal een andere rol op in de transitie naar een duurzamer energiesysteem. Is het bedrijf met de groenste belofte ook de beste belegging? Er valt voor beleggers steeds meer te kiezen.

De vijf grootste beursgenoteerde energiereuzen – Shell, ExxonMobil, Total, BP en Chevron – waren tot enkele jaren geleden inwisselbaar. Toegegeven, de één zette wat meer in op efficiency (ExxonMobil), en de ander geloofde iets meer in gas in plaats van olie (Shell), maar de toekomst lag in het oppompen, verwerken van fossiele brandstoffen.

In de VS is weinig veranderd. Exxon-ceo Darren Woods doet niet aan greenwashing – je groener voordoen dan je bent. De oliereus blijft vol investeren in olie en wil de productie zelfs met een derde opvoeren tot vier miljoen vaten per dag in 2025. Groene ambities heeft het bedrijf niet.

Verschil
Het verschil met Europa kan bijna niet groter. BP, Shell en Total dichten zich een grote rol toe in de ‘energietransitie’. Door gebrek aan eenduidige rapportages is het echter onmogelijk de ambities van de drie goed te vergelijken.

Maar niemand zal ontkennen dat BP een voortrekkersrol heeft. De Britten hebben als enige  een absolute groene doelstelling. De emissies van olie en gas, zowel bij het oppompen en verwerken door BP als bij het gebruik van klanten later in de keten, moeten helemaal naar nul in 2050.

Shell wil ook “net-zero” zijn over dertig jaar maar gaat er daarbij wel vanuit dat klanten een flinke bijdrage gaan leveren. Het wil de gemiddelde uitstoot per verkocht energieproduct – dus niet de absolute uitstoot zoals bij BP – met 65 procent verlagen (de overige 35 procent moet dus van klanten komen).

Total laat zich graag voorstaan op haar duurzame karakter. Maar de Fransen hebben het doel de uitstootintensiteit met 60 procent te verlagen in 2050. Dat is dus iets minder ambitieus dan Shell.

Greenwashing
Groene vergezichten zijn weinig waard zolang deze zich niet vertalen in concrete investeringsbudgetten en tussendoelen in de komende jaren. BP-ceo Bernad Looney, sinds begin dit jaar in dienst, benadrukte dit onlangs op de strategiedag van het Britse bedrijf.

Looney wil de komende jaren minder investeren in olie en gas en meer in schone energie. Het gevolg is dat over tien jaar 30 procent van BP’s geïnvesteerde kapitaal – bijna 170 miljard dollar in 2019 – moet bestaan uit activiteiten met geen of weinig uitstoot. De Brit zegde ook toe dat BP’s olie- en gasproductie in 2030 veertig procent lager moet liggen dan vandaag.

Shell heeft nog geen concrete plannen gedeeld met beleggers. Het bedrijf laat beleggers wachten tot de strategiedag van februari volgend jaar. Sneller schakelen zou onverstandig zijn, zo liet een woordvoerder weten.

“We willen eerst meer bewijs verzamelen dat duurzame projecten voldoende zullen renderen voordat we hiermee naar buiten gaan.“

Het laat onverlet dat Shell de duurzame investeringen – het houdt nu rekening met jaarlijks drie miljard dollar afgezet tegen minstens 20 miljard dollar totale investeringen voor 2021-2025 – fors moet opschroeven wil het de 2050-ambities waar kunnen maken. Ook de groene investeringen van Total ogen mager afgezet tegen de ambities.

Twijfel
Het uitstelgedrag van Shell kan verklaard worden door twijfels over groene verdienmodellen, vooral op grote schaal.

De drie Europese oliemajors laten graag weten dat het spectrum van groene investeringsmogelijkheden groot is: van wind- en zonneparken tot verschillende soorten biobrandstoffen en van waterstof tot methodes om CO2 op te vangen en op te slaan (bijvoorbeeld door bomen te planten).

Maar het trio wil vooral een leidende rol spelen in de elektrificatie van energiesystemen. Shell heeft bijvoorbeeld uitgesproken in 2030 het grootste elektriciteitsbedrijf ter wereld te willen zijn.

Doordat die sector kapitaalintensief is (denk aan opwekfabrieken en fijnmazige stroomnetwerken) en zwaar gereguleerd (de regelgever gaat vaak in feite over tariefsverhogingen) zijn de rendementen laag. Het vorig jaar door het Japanse Mitsubishi overgenomen Eneco behaalt bijvoorbeeld een rendement op geïnvesteerd kapitaal van slechts 3 procent.

Groen = schuld
Shell, Total en BP beweren dat rendementen tussen de 8 en 12 procent mogelijk zijn. De argumenten zijn veelal hetzelfde: de benodigde schaal, expertise en goed projectmanagement zou in het DNA zitten van alle drie. Door bovendien actief te zijn in de hele keten van opwekking tot distributie en van handel tot consumentenproducten zou het efficiënter en winstgevender kunnen opereren dan kleinere spelers.

Maar uit BP’s toelichting op de duurzame strategie blijkt dat een ander beproefd recept wordt gebruikt om rendement op te krikken: schulden. “We weten dat rendementen op duurzame projecten (denk aan windparken die duurzame stroom opleveren, red) verkregen uit concurrerende veilingen rond de 5 a 6 procent liggen”. Vooral door schulden – “gebruikelijk in de industrie” – kan dit opgepompt worden tot wel 10 procent.

Doordat vaak met meerdere investeerders wordt gewerkt, en schulden op projectniveau worden aangegaan, zullen deze schulden veelal uit het zicht van beleggers blijven. Op een vraag van analist bij de cijferpresentatie van Total, moest de topman Patrick Pouyanne toegeven dat de aantrekkingskracht van groene stroomprojecten vooral in een optimale financieringsstructuur en de extreem lage rente zit. Het rendement ligt weliswaar lager dan in olie en gas maar het risicoprofiel ook, zo was de boodschap van Pouyanne.

Green deal
En dan lonkt er nog een ander welbekend risico voor de industrie: procyclisch investeren. Alle vijf energiereuzen investeerden bij elkaar honderden miljarden in fossiele brandstoffen toen de olieprijs ruim boven de 100 dollar stond. Het leverde enorme afschrijvingen op toen de olieprijs kelderde.

Nu oliemarkten door het putje gaan – en investeringen in oliebronnen spotgoedkoop zijn – wordt de aandacht in Europa verlegd naar groene projecten. Zelfs als het aanbod van groene projecten fors stijgt, bestaat het risico dat de toegenomen vraag door Total, BP en Shell prijsopdrijvend zal werken. De toch al magere rendementen komen zo verder onder druk te staan.

Immoreel of niet, Exxon houdt vast aan het anticyclisch investeringsbeleid en blijft vertrouwen op de gemaakte klinische sommetjes dat er nog decennialang veel vraag naar fossiel zal zijn. Door nu toe te slaan denkt Exxon dat rendementen van meer dan 20 procent op nieuwe projecten – bijvoorbeeld Guyana en Mozambique – goed mogelijk zijn. Ook bij lagere olieprijzen.

Dividend moet weer groeien

-Het meest verrassende nieuws uit de derde kwartaalcijfers van Shell is dat het dividend over het derde kwartaal met vier procent wil verhogen tot 16,65 cent per aandeel. Nog geen zes maanden geleden nam CEO van Beurden het historische besluit om de uitkering fors te verlagen. Het bedrijf wil waarschijnlijk een signaal afgeven dat het ergste achter de rug is. Aangezien de rust op energiemarkten nog niet is wedergekeerd en strengere lockdowns een kwestie van tijd lijken, is de vraag wel hoe verstandig de structurele verhoging is.

-Ook presenteerde Shell een nieuw dividendbeleid. Zodra de nettoschuld is teruggebracht tot 65 miljard dollar wil het tussen de 20 en 30 procent van de operationele kasstroom besteden aan dividenden en aandeleninkopen. Het is niet onaannemelijk dat dit op korte termijn bereikt kan worden (stand eind derde kwartaal: 73,5 miljard dollar). In het derde kwartaal loste Shell meer dan vier miljard dollar af op schulden.

-De VEB heeft eerder voorgesteld om het dividend te koppelen aan de geldstroom die binnenkomt. Zo kan Shell de ongelukkige situatie vermijden dat het moet lenen om de uitkering te financieren. Door bovendien de operationele kasstroom – dus voor de uitgaven aan investeringen – als uitgangspunt te nemen, geeft Shell een signaal af dat de eerste prioriteit bij de aandeelhouder ligt, en pas daarna aan groei-investeringen wordt gedacht. Dat was in het verleden te vaak andersom.

-Het is lastig een gooi te doen naar Shells toekomstige dividenden. Hiervoor beweegt de operationele kasstroom te veel mee met olie- en gasprijzen. Maar gaan we uit van de gemiddelde taxatie van analisten, dan zal Shells kastroom groeien van 30 miljard dollar dit jaar naar circa 50 miljard in 2023 (hierbij wordt uitgegaan van een geleidelijk herstel van energieprijzen).

-Bij een beurswaarde van circa 90 miljard dollar betekent dit dat de uitkering al snel in de dubbele percentages zal lopen in de komende jaren (dividend plus aandeleninkoop). Dat hoge percentage – en de beperkte stijging van de aandelen op de nieuwe dividendbelofte (circa 2,5 procent in de middaghandel) – laat zien dat Shell nog niet het volle vertrouwen heeft dat de uitkeringen daadwerkelijk zullen worden gedaan. De forse dividendverlaging ligt waarschijnlijk te vers in het geheugen.


Shells uitkering in de komende jaren

 

2020

2021

2022

2023

Operationele kasstroom

30

35

40

50

Uitkering aandeelhouders

7,5

8,75

10

12,5

Uitkeringsrendement

8,1%

9,5%

10,8%

13,5%

Dividend (genormaliseerd)

5

5

5

5

Aandeleninkopen

2,5

3,75

5

7,5


*Bedragen in miljarden dollars. Operationele kasstroom betreft taxatie van door Bloomberg geraadpleegde analisten. Uitkering aandeelhouders betreft 25 procent van kasstroom (midden bandbreedte: 20-30 procent). Bij het dividend wordt uitgegaan van de 4 procent verhoging, daarna is de uitkering gelijk gehouden.

 

 




Gerelateerde artikelen