VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Etf’s(ook wel trackers)
- Etf’s zijn gedurende de gehele openingstijd van de beurs waarop deze zijn genoteerd te verhandelen. Dit zit ook in de naam, voluit exchange traded funds. Veel etf’s hebben meerdere noteringen, aan verschillende beurzen. Zo kunnen Amerikaanse etf’s ook op een Europese beurs genoteerd zijn, in euro’s. Als de onderliggende beleggingen in dollars noteren, zal de koersontwikkeling op de verschillende beurzen afwijken. De valuta-ontwikkeling zorgt dan mede voor het koersresultaat van de etf.

- Een belegger koopt bij een fysieke etf een participatie in een mandje effecten dat door de uitgevende instelling wordt aangehouden. Met de effecten volgt de uitgever zo goed mogelijk een bepaalde index, zoals bijvoorbeeld de AEX-index. Die index bestaat uit 25 aandelen met verschillende wegingen. Om deze na te bootsen, kan de etf-aanbieder al deze aandelen in dezelfde verhouding kopen. Maar dat hoeft niet, het index-rendement kan ook op een andere manier worden gevolgd.

Handel in etf’s
- Je handelt met andere beleggers op de beurs: de secundaire markt. Net als bij aandelen kun je bij orders een limietprijs opgeven, evenals het aantal stukken (participaties) in de etf dat je wilt kopen of verkopen. Of een order wordt uitgevoerd, hangt er vanaf of een andere belegger of marketmaker een tegengestelde transactie wil doen.

- Er is geen minimumbedrag voor het beleggen in een etf, afgezien van de prijs van één participatiebewijs.

- Bij een etf is in veel gevallen op dagelijkse basis in te zien wat de onderliggende beleggingen zijn, via de website van de uitgevende instelling. Bij aanbieder VanEck is dit voor de etf’s bijvoorbeeld te zien op deze pagina. Daar kun je nagaan over welke landen en sectoren het beheerd vermogen is verdeeld en uiteraard uit welke effecten de etf is opgebouwd.

- Omdat er doorlopend handel is in etf’s (tijdens beurstijden), kan de prijs op enig moment wel afwijken van de onderliggende beleggingen die de aanbieder aanhoudt tegenover iedere participatie. Hier kunnen bepaalde aangewezen partijen (authorised participants) op inspringen, om via arbitrage te profiteren en de prijzen dichter bij elkaar te krijgen. Etf’s worden ook gebruikt door onder andere vermogensbeheerders en professionele beleggers, om cash direct te kunnen beleggen op een manier die aansluit bij de gevolgde strategie, of juist om andere posities af te dekken (als hedge).

Replicatie
- Naast de hierboven beschreven fysieke vorm, kan een etf ook aan synthetische replicatie doen. Dan sluit de aanbieder swapovereenkomsten af met één of meerdere tegenpartijen die het rendement van de index leveren aan de uitgevende instelling van de etf, waarmee dit wordt nagebootst. De onderliggende stukken in de index worden dan niet daadwerkelijk gehouden door de aanbieder van de etf. Omdat er een andere partij verantwoordelijk is voor het leveren van het rendement, is er sprake van een tegenpartijrisico.

- Swaps zijn een veelgebruikte vorm bij leveraged etf’s (met een hefboom) en short etf’s. Beide zijn behoorlijk risicovol en niet aan te raden voor de reguliere belegger. Sowieso bieden synthetische etf’s weinig meerwaarde.

- Binnen de fysieke replicatie-etf’s kunnen effecten worden uitgeleend. Deze praktijk brengt enig risico met zich mee, maar opbrengsten kunnen wat extra rendement leveren.

Etf-universum
- De etf is meestal een passieve belegging; de fondsbeheerder maakt niet zelf de keuze waarin te beleggen, maar bootst zoveel mogelijk een index na. Dat wil echter niet zeggen dat de kosten altijd laag zijn, of dat je een brede spreiding hebt binnen een beleggingscategorie. Er is namelijk een wildgroei aan etf’s die inspelen op allerlei specifieke thema’s of niches van de markt. Er zijn er inmiddels duizenden. Hoe meer toegespitst de index, hoe hoger doorgaans de kosten zijn.

- Er bestaan etf’s op aandelen, obligaties, grondstoffen, valutakoersen en crypto. In een alternatieve structuur kan ook sprake zijn van etn’s of etp’s (exchange traded note of product), waarmee een aanbieder een schuldbewijs uitgeeft waarmee het rendement op een onderliggende waarde wordt nagebootst. De risico’s zijn navenant. Het is een ontwikkeling waarmee deze, in beginsel goedkope en transparante, beleggingsvorm steeds ingewikkelder wordt.

- Er bestaan ook actief beheerde etf’s. De vorm van een etf geeft aan een beheerder het voordeel dat deze zelf geen transacties hoeft uit te voeren in onderliggende effecten die de index vormen wanneer geld in- of uitstroomt. Bij een actief beheer wordt dit voordeel uitgehold. De kosten zijn doorgaans ook hoger dan bij indexvolgende etf’s. Voorbeelden zijn de JPMorgan Global Research Enhanced Index ETF met een enhanced-indexing-strategie (overweging van de effecten met het hoogste potentieel en onderweging van overgewaardeerde effecten) en de VanEck Smart Home Active ETF die helemaal zonder benchmark werkt. Het is nog te vroeg om een duidelijk oordeel te vellen over de prestaties van actieve etf’s. Net als bij de actief beheerde beleggingsfondsen zal een beheerder eerst zijn kosten moeten goedmaken.

Beleggingsfondsen: wat zijn het en hoe werken ze?
Als eerste is er een belangrijk onderscheid: er zijn actieve en passieve beleggingsfondsen. Passieve fondsen volgen een index, net als de meeste etf’s, en worden ook wel indexfondsen genoemd. Hier begon het indexbeleggen mee, in de jaren 70 van de vorige eeuw. De etf-vorm is later pas opgekomen, maar tegenwoordig wordt met indexfondsen toch vooral gerefereerd aan etf’s.

Actieve fondsen zijn doorgaans wel gebonden aan een bepaald beleggingsuniversum, bijvoorbeeld aandelen in de categorie smallcap-waarde. Daarbinnen kan de fondsmanager echter zelf keuzes maken. De resultaten worden vaak vergeleken met een bepaalde benchmark. Kosten van actieve fondsen zijn in de regel hoger dan van indexfondsen. Meer over het verschil tussen actief en passief lees je hier.

Op het gebied van de structuur en verhandelbaarheid kun je ook twee typen beleggingsfondsen onderscheiden: open-end en closed-end.

- Bij een open-end-fonds worden nieuwe aandelen in het fonds uitgegeven door de uitgevende instelling (denk aan Vanguard of NNIP), of worden juist stukken ingekocht, afhankelijk van de balans tussen vraag en aanbod van beleggers.

- Bij closed-end-fondsen staat het aantal stukken vast en is er alleen handel tussen beleggers onderling. De koers zal dan ook van vraag en aanbod afhankelijk zijn. Die kan afwijken van de intrinsieke waarde van de door het fonds beheerde beleggingen.

We zoomen verder in op deze twee soorten fondsen.

1. Closed-end-beleggingsfondsen
Bij een closed-end-beleggingsfonds staat het aantal (uitgegeven) aandelen vast en handelen aandeelhouders alleen tegen elkaar. Een closed end-fonds mag nieuwe aandelen uitgeven of stukken inkopen, maar dat is geen verplichting. De koers van een aandeel in zo’n fonds is sterk afhankelijk van vraag en aanbod en kan daardoor flink afwijken van de intrinsieke waarde (net asset value - NAV).

De closed end-structuur is bijvoorbeeld geschikt bij vastgoed. Een gebouw kan immers niet zomaar worden verkocht om liquide middelen te genereren. Er zijn niet zoveel fondsen met de closed-end-structuur beschikbaar voor Nederlandse beleggers. Een voorbeeld: het Arcona Property Fund is een closed-end-fonds genoteerd aan Euronext Amsterdam. Ook vastgoedfondsen als Wereldhave en Eurocommercial Properties zijn closed-end-vastgoedfondsen, maar dan met een beursgenoteerd aandeel. Ook die noteren vaak op een koers onder de NAV van de bezittingen, maar hebben niet de andere kenmerken zoals lopende kosten of een specifieke fondsbeheerder.

Wanneer de koers van het closed-end-fonds onder de intrinsieke waarde noteert heet dat een discount, bij een koers boven de intrinsieke waarde is dat een premium. Een discount komt vaker voor; de reden is dat de onderliggende beleggingen meestal beperkt verhandelbaar zijn en de boekwaarde niet een realistische afspiegeling is van de waarde die bij verkoop kan worden verkregen.

2. Open-end-beleggingsfondsen
Een open-end-beleggingsfonds is een beleggingsfonds waarbij het aantal uitgegeven aandelen in het fonds niet vaststaat, maar kan wijzigen. De beheerder van een open end-fonds kan op basis van vraag en aanbod besluiten om extra stukken van het fonds uit te geven, of juist in te nemen tegen de intrinsieke waarde.

De intrinsieke waarde van een beleggingsfonds is de waarde van alle effecten en andere bezittingen in dat beleggingsfonds, en door die waarde te delen door het aantal aandelen in het fonds kun je de intrinsieke waarde per aandeel berekenen.

De meeste beleggingsfondsen met een beursnotering op Euronext hebben de open-end-structuur, zoals die van NN en Kempen. Het is de logische keuze voor beleggingen in aandelen of obligaties. Sommige fondsen kunnen onderliggende beleggingen uitlenen.

Handel in open-end-beleggingsfondsen
Beleggers kunnen aandelen in een open-end-fonds kopen en verkopen tegen een koers die gelijk is aan de waarde van de onderliggende beleggingen in het fonds (al kunnen afwijkingen ontstaan door op- en afslagen). Je kunt daarom alleen bestensorders inleggen, voor het bedrag dat je wilt kopen of verkopen.

Er is één vastgesteld handelsmoment per periode, vaak één keer per handelsdag. Er geldt daarvoor een cutoff-tijdstip, wat inhoudt dat alle orders die voor dat tijdstip zijn ingelegd, worden afgewikkeld tegen de intrinsieke waarde van een bepaald handelsmoment. Er kan netto instroom of uitstroom zijn van het fondsvermogen, afhankelijk van de vraag en het aanbod.

De aanbieder van het fonds koopt voor het netto nieuw ontvangen geld de onderliggende beleggingen bij of verkoopt die om uitstappende beleggers te betalen als meer aandelen worden verkocht.

Cutoff-tijden
Stel dat er voor het cutoff-tijdstip van een handelsdag 1.000 stukken van het fonds worden verkocht, terwijl er 800 worden aangekocht. Er worden dan 200 stukken netto verkocht door beleggers, wat betekent dat een uitstroom uit het fonds plaatsvindt. De fondsbeheerder zal deze afrekenen tegen de intrinsieke waarde, veelal op basis van slotkoersen. Daarvoor kan eventueel beschikbare cash worden gebruikt, maar soms moeten effecten verkocht worden.

Het is dus belangrijk dat de onderliggende beleggingen liquide zijn. Als beleggers netto stukken verkopen, moet daarvoor ook voldoende geld kunnen worden gegenereerd.

Een beleggingsfonds kan een minimuminleg hanteren, en het is mogelijk dat je bij het in- uitstappen een vergoeding (opslag op afslag) moet betalen. Dit heet ook wel de swing factor. Deze kan soms overigens in je voordeel werken (als je jarenlang in het fonds blijft zitten), aangezien de op- en afslagen ten goede komen aan het fonds.

Je doet er goed aan om voor alle voorwaarden de documentatie van de aanbieder door te nemen en eventueel navraag te doen bij je bank of broker.

Niet-beursgenoteerde fondsen: particuliere belegger heeft niet de beste keus


- Niet-beursgenoteerde fondsen zijn er in allerlei soorten en maten, maar retailbeleggers komen hier niet vaak mee in aanraking. Hedge funds en private equity staan doorgaans niet open voor particulieren, of alleen met hoge instapbedragen en een lange minimale beleggingstermijn.

- De fondsen zonder beursnotering die wel worden aangeboden, zijn vaak gericht op vastgoedbeleggingen. Participaties in dergelijke fondsen koop je via de uitgevende instelling, en vaak zit er een limiet aan het totaal aantal participaties dat wordt uitgegeven. Deze zijn soms weer terug te verkopen aan de uitgever. Aan die terugkoop door het fonds kan wel een maximum zitten.

- De VEB heeft veel geschreven over niet-beursgenoteerd vastgoed. Zo lees je over een fonds van SynVest, het antwoord op 8 vragen over de zogenaamde garanties en de risico’s van de schulden waarmee dit soort fondsen werkt.