Met opties kun je speculeren op allerlei koersontwikkelingen. Je kunt allereerst opties kopen, waarmee je kans maakt om je inleg vele malen te verdubbelen. Daarnaast kun je ze verkopen (ook wel ‘schrijven’), waarvoor je de optiepremie ontvangt. Hieronder worden de verschillende soorten opties en hun werking toegelicht.
Koper van een optie:
- Betaalt een premie voor het recht om later te kopen of verkopen.
- De waarde van de optie daalt als de beweeglijkheid van het aandeel minder wordt.
- Tijd werkt tegen hem — elke dag die verstrijkt zonder koersbeweging is een verlies aan potentieel.
Verkoper van een optie:
- Ontvangt de premie en profiteert van de afname in tijdswaarde.
- Is in het voordeel als de onderliggende koers stabiel blijft
- Draagt het risico bij plotselinge koersbewegingen — de potentiële verliezen kunnen groot zijn.
Lees eerst: uitleg belangrijke optiebegrippen
Callopties
Met een calloptie verkrijg je het recht om gedurende een vastgestelde periode aandelen te kopen tegen een vooraf bepaalde uitoefenprijs. Dat betekent het volgende:
- Koper: je verkrijgt het recht om te kopen. Daarvoor betaal je een optiepremie. Je speculeert zo op een koersstijging. Stijgt de koers boven de uitoefenprijs dan kun je de aandelen kopen tegen een lagere prijs dan deze op de beurs waard zijn. De optiepremie moet je er dan nog wel uithalen om een positief resultaat te behalen. Ook als de koers nooit boven de uitoefenprijs uitkomt, kun je als koper bij een stijgende koers winst behalen met een gekochte out-of-the-money optie. Wanneer de koers stijgt neemt de prijs van de optie doorgaans ook toe. Je zult dan wel de optie moeten verkopen voor de expiratiedatum, omdat deze anders waardeloos afloopt.
- Verkoper (‘schrijver’): je levert het recht om te kopen en ontvangt daarvoor de optiepremie. Daarmee speculeer je op een koersdaling of gelijkblijvende koers. Stijgt de koers echter boven de uitoefenprijs dan moet je de aandelen (mogelijk) verkopen tegen een lagere prijs dan deze waard zijn op de beurs. De optiepremie die je ontving, fungeert daarbij als een buffer, aangezien je dat bedrag sowieso verdiend hebt. De verkoper kan de onderliggende aandelen al in bezit hebben, maar dat hoeft niet. Is dat niet het geval, dan schrijft hij de call ‘ongedekt’ en loopt hij het grootste risico als de optie wordt uitgeoefend. Om te leveren dient hij de aandelen namelijk eerst te kopen tegen de beurskoers, die in theorie onbeperkt kan zijn gestegen.
Via een marginverplichting zal de bank of broker van de verkoper die ongedekt callopties schrijft verlangen om een financiële buffer aan te houden om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. De hoogte van margin zal continu fluctueren en in volatiele markten kan dit leiden tot een dekkingstekort. De belegger krijgt dan een ‘margin call’, en onderneemt hij niet tijdig actie dan kunnen posities worden gesloten.
Voorbeeld
Een calloptie op het aandeel XYZ december 2025 € 20 is bijvoorbeeld het recht om tot en met de derde vrijdag van december 2025 honderd aandelen XYZ te kopen voor een prijs van 20 euro per stuk. De optiepremie is bijvoorbeeld 3 euro op moment X (in dit fictieve voorbeeld december 2024).
Zie grafiek 1 met daarin een fictief koersverloop gedurende twaalf maanden. Wij gaan er hierbij vanuit dat de koper en verkoper bij de optiepremie van 3 euro de positie zijn aangegaan en laten transactiekosten buiten beschouwing. Zolang de koers van het aandeel onder de 23 euro blijft (uitoefenprijs + optiepremie), zit de optieverkoper goed. Gaat die daarboven dan komt de situatie in het voordeel van de koper.
Grafiek 1: de werking van callopties
Een aantal scenario’s ter verduidelijking (zie rode stippellijnen):
- De koper verkoopt zijn optie in maand 4 bij een koers van 23 euro per aandeel: De optie is sterk in waarde gestegen. De optie loopt nog 8 maanden en is door de € 20 uitoefenprijs heen gestegen. In theorie zou de koper de optie kunnen uitoefenen, en speelt dan precies quitte. Hij betaalde immers € 3 voor de calloptie, en dat is exact wat de optie nu intrinsiek waard is.
Omdat de optie nog 8 maanden loopt zal de waarde van de optie nu echter veel hoger zijn, door de tijdswaarde. Verkopen levert veel meer rendement op dan het uitoefenen van de optie. Callopties worden (naast de expiratiedatum) normaliter alleen vlak voor de ex-dividenddatum uitgeoefend, verder is voortijdig uitoefenen doorgaans niet zinvol. Lees hier meer over de gevolgen van dividenduitkeringen voor optiebeleggers. - De koper sluit de optiepositie in maand 8 bij een koers van 30 euro per aandeel: de positie sluiten wil zeggen dat het optiecontract wordt verkocht. De intrinsieke waarde van de optie bedraagt op dat moment 10 euro per aandeel, maar vanwege de tijdswaarde ligt de verkoopprijs van de optie hoger. De koper maakt dus minimaal 7 euro per aandeel winst, omdat hij eerder 3 euro premie heeft betaald.
- De koper oefent de optie niet uit en deze loopt waardeloos af (maand 12): de verkoper hoeft geen aandelen te leveren en heeft de optiepremie verdiend. De koper is (enkel) de optiepremie van 3 euro per aandeel kwijt.
Putopties
Je koopt of verkoopt het recht om aandelen te kunnen verkopen tegen een vooraf vastgestelde uitoefenprijs. Dat betekent het volgende:
- Koper: je verkrijgt het recht om te verkopen. Daarvoor betaal je een optiepremie. Je speculeert zo op een koersdaling, of legt een bodem onder de prijs die je binnen de looptijd van de optie kunt ontvangen voor aandelen die in je bezit zijn. Daalt de koers onder de uitoefenprijs dan kun je de aandelen tegen een hogere prijs verkopen dan deze waard zijn op de beurs. De optiepremie moet je er dan nog wel uithalen om op de positie te verdienen. In de regel zijn out-of-the-money putopties duurder dan out-of-the-money callopties, bij gelijke afstand tussen de huidige koers en de uitoefenprijs.
- Verkoper (‘schrijver’): je levert het recht om te verkopen en ontvangt daarvoor de optiepremie. Daarmee speculeer je op een koersstijging of gelijkblijvende koers. Daalt de koers tot onder de uitoefenprijs dan moet je (mogelijk) de aandelen kopen van de optiekoper, voor een hogere prijs dan de beurskoers. De optiepremie die je ontvangt, fungeert daarbij als een buffer, aangezien je dat bedrag sowieso verdiend hebt. Het schrijven van putopties is te overwegen bij aandelen die je bij een (iets) lagere koers dan de huidige wel zou willen kopen en waarvan je een licht dalende, gelijkblijvende of licht stijgende koers verwacht.
Voorbeeld
Een putoptie XYZ € 45 december 2026 is bijvoorbeeld het recht om tot en met de derde vrijdag van december 2026 honderd aandelen van het fictieve aandeel XYZ te verkopen voor een prijs van 45 euro per stuk. De optiepremie is bijvoorbeeld 3 euro op moment X.
Zie grafiek 2 met daarin een fictief koersverloop gedurende twaalf maanden. Wij gaan er hierbij van uit dat de koper en verkoper bij de optiepremie van 3 euro de positie zijn aangegaan en laten transactiekosten buiten beschouwing. Zolang de koers boven de 42 euro blijft, zit de optieverkoper goed. Gaat die daaronder, dan komt de situatie in het voordeel van de koper.
Grafiek 2: de werking van putopties
Een aantal scenario’s ter verduidelijking (zie rode stippellijnen):
- De koper sluit zijn optiepositie door de optie te verkopen in maand 4 bij een koers van € 42 per aandeel: het aandeel is door de uitoefenprijs van € 45 gezakt en de optie is nu intrinsiek € 3 waard. Dat is het verschil tussen de uitoefenprijs van de optie en de koers van het aandeel. In theorie kan de koper de optie uitoefenen, dan verkoopt hij zijn aandelen voor € 45 aan de verkoper van de optie. Omdat er € 3 is betaald voor de optie zouden de koper en de verkoper hier precies quitte spelen. Dat zou echter zonde van de optie zijn, omdat er nog steeds veel tijdswaarde in zit. Daarom is verkopen hier de slimste keuze.
- De koper oefent de optie uit in maand 9 bij een koers van 30 euro per aandeel: de bezitter van de putoptie oefent deze uit, en hij verkoopt de aandelen voor € 45 aan de verkoper. De beurskoers is € 30, dus de optie levert € 15 op. Omdat er voor de optie € 3 is betaald, is er een winst van € 12 per aandeel. Dat is een rendement van 400 procent. Voor putopties die sterk in-the-money zijn en nog relatief kort lopen, is de tijdswaarde vaak minimaal en kan uitoefenen voor de expiratiedatum efficiënt zijn. Heeft de koper de aandelen niet in bezit, dan kan het beter zijn om de optiepositie te sluiten door verkoop van de optie. Anders zou de belegger eerst de aandelen moeten kopen en mogelijk dubbele transactiekosten hebben.
- De koper oefent de optie niet uit: de optie is op de expiratiedatum niet in-the-money. De verkoper hoeft geen aandelen te leveren en heeft de optiepremie als opbrengst. De koper is (enkel) de optiepremie van 3 euro per aandeel kwijt.
Wanneer zit de optiebelegger goed?
Optiehandel is een zogenaamde ‘zero-sum’ belegging. Om geld te kunnen verdienen, moet iemand anders geld verliezen. Dat hoeft niet erg te zijn, het risico verlagen van een beleggingsportefeuille met putopties kan een afweging zijn die geld mag kosten. Net als een brandverzekering voor je huis. Er wordt risico van de ene belegger gekocht door de andere partij.
In beginsel zit de koper goed wanneer zijn optie intrinsieke waarde krijgt, oftewel in-the-money is (lichtblauwe vlakken in de grafieken hierboven). Deze zal dan geld opleveren. De verkoper zit daarentegen goed wanneer de optie out-of-the-money of at-the-money blijft.
Maar dat is niet het hele plaatje. De optiepremie bij het aangaan van de optiepositie bepaalt of deze uiteindelijk winst- of verliesgevend is. Dit bedrag heeft de koper immers betaald en de verkoper ontvangen. De koper moet eerst deze kosten eruit hebben, en voor de verkoper vormen ze feitelijk een extra buffer.
Onbeperkt winst of verlies
De optieverkoper (schrijver) kan in theorie veel verlies lijden. We nemen een calloptie als voorbeeld. Daarbij is de verkoper verplicht om aandelen te leveren tegen een vooraf vastgestelde prijs (uitoefenprijs). Deze aandelen moet hij eerst kopen op de beurs, in ieder geval als hij deze niet in bezit heeft. In dit geval kan het verlies in theorie zonder beperking doorlopen, omdat aandelen door kunnen stijgen zonder plafond.
Er zijn legio voorbeelden van aandelen die explosief stegen. Begin 2021 steeg het aandeel Gamestop van 10 dollar naar 500 dollar in anderhalve maand. Ook grotere bedrijven zoals Volkswagen (2008) en recentelijk Tesla en Nvidia hebben beursbewegingen laten zien die de verkoper van ongedekte callopties enorme verliezen kunnen opleveren. Als hij de aandelen al in bezit (de optie is dan gedekt geschreven) heeft, gaat dit ten koste van de winst die hierop te realiseren is en is dat net zo goed een 'verlies' voor de optieverkoper.
Bij putopties werkt het tegenovergesteld. De verkoper (schrijver) moet nu aandelen kopen tegen de uitoefenprijs. Staat het onderliggende bedrijf plots aan het randje van de afgrond, dan moet de verkoper alsnog de aandelen afnemen van de optiekoper tegen de uitoefenprijs. Omdat een koers niet lager kan worden dan nul, kan het verlies per aandeel voor de verkoper oplopen tot de uitoefenprijs, verminderd met de ontvangen premie.
Marginverplichting
De verkoper van opties neemt dus een groot risico als hij verplichtingen aangaat die hij in een ongunstig scenario niet kan nakomen. Het is daarom verstandig alleen te schrijven als er een dekking is. De bank hanteert voor de schrijver een marginverplichting ter dekking van het risico. Margin is een vorm van onderpand waarmee de bank meer zekerheid wil hebben dat de belegger aan zijn verplichting kan voldoen.
Het onderpand kan bestaan uit een geldsaldo, maar ook uit andere effecten die op de beleggingsrekening worden aangehouden. Als effecten als margin dienen, wordt wel een afslag gehanteerd ten opzichte van de actuele waarde. De marginverplichting verandert voortdurend op basis van koersfluctuaties van het aandeel waarop de optie betrekking heeft. Als een effectenportefeuille als dekking dient, heb je bovendien te maken met een waarde van het onderpand die kan stijgen en dalen.
Wanneer de waarde van het onderpand onder de marginverplichting daalt, ontstaat een dekkingstekort. Banken en brokers zullen de optiebelegger hierover inlichten via een zogeheten ‘margin call’, en eisen dat het tekort binnen een bepaalde termijn wordt aangezuiverd. Houd er rekening mee dat deze termijn in extreme marktomstandigheden drastisch kan worden ingekort, zoals bijvoorbeeld is gebeurd in het voorjaar van 2020. Als de belegger niet tijdig zelf actie onderneemt, heeft de broker de wettelijke plicht om de posities die het tekort veroorzaken te sluiten.