VEB.net maakt gebruik van cookies om het gebruiksgemak van de website te verbeteren. 

Met opties kun je speculeren op allerlei koersontwikkelingen. Je kunt allereerst opties kopen, waarmee je kans maakt om je inleg vele malen te verdubbelen. Daarnaast kun je ze verkopen (ook wel ‘schrijven’), waarvoor je de optiepremie ontvangt. Een beschrijving van de soorten opties die er zijn en hoe deze werken.

 

               Lees eerst: wat zijn opties?            

Lees eerst: uitleg belangrijke optiebegrippen

 

Callopties
Je koopt of verkoopt het recht om aandelen te kunnen kopen tegen een vooraf  vastgestelde uitoefenprijs. Dat betekent het volgende:

  • Koper: je verkrijgthet recht om te kopen. Daarvoor betaal je een optiepremie. Je speculeert zo op een koersstijging. Stijgt de koers boven de uitoefenprijs dan kun je de aandelen kopen tegen een lagere prijs dan deze op de beurs waard zijn. De optiepremie moet je er dan nog wel uithalen om op de positie te verdienen. Ook als de koers nooit boven de uitoefenprijs uitkomt kun je als koper bij een stijgende koers winst behalen met een gekochte out-of-the-money optie. Wanneer de koers stijgt neemt de prijs van de optie doorgaans ook toe. Je zult dan wel de optie moeten verkopen voor de expiratiedatum, omdat deze  anders waardeloos afloopt.
  • Verkoper (‘schrijver’): je leverthet recht om te kopen en ontvangt daarvoor de optiepremie. Daarmee speculeer je op een koersdaling of gelijkblijvende koers. Stijgt de koers echter boven de uitoefenprijs dan moet je de aandelen (mogelijk) verkopen tegen een lagere prijs dan deze waard zijn op de beurs. De optiepremie die je ontving, fungeert daarbij als een buffer, aangezien je dat bedrag sowieso verdiend hebt. De verkoper kan de onderliggende aandelen al in bezit hebben, maar dat hoeft niet. Is dat niet het geval, dan schrijft hij de call ‘ongedekt’ en loopt hij het meeste risico als de optie wordt uitgeoefend. Om te leveren dient hij de aandelen namelijk eerst te kopen tegen de beurskoers, die in theorie onbeperkt kan zijn gestegen.

Via een marginverplichting zal de bank of broker van de verkoper die ongedekt callopties schrijft verlangen om een financiële buffer aan te houden om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. De hoogte van margin zal continu fluctueren en in volatiele markten kan dit leiden tot een dekkingstekort. De belegger krijgt dan een ‘margin call’, en onderneemt hij niet tijdig actie dan kunnen posities worden gesloten.

Voorbeeld
Een calloptie RELX december 2021 € 20 is bijvoorbeeld het recht om tot en met de derde vrijdag van december 2021 honderd aandelen RELX te kopen voor een prijs van 20 euro per stuk. De optiepremie is bijvoorbeeld 3 euro op moment X (in dit fictieve voorbeeld december 2020).


Zie grafiek 1 met daarin een fictief koersverloop gedurende twaalf maanden. Wij gaan er hierbij vanuit dat de koper en verkoper bij de optiepremie van 3 euro de positie zijn aangegaan en laten transactiekosten buiten beschouwing. Zolang de koers van het aandeel onder de 23 euro blijft (uitoefenprijs + optiepremie), zit de optieverkoper goed. Gaat die daarboven dan komt de situatie in het voordeel van de koper.

Grafiek 1: de werking van callopties

Een aantal scenario’s ter verduidelijking (zie rode stippellijnen):

  • De koper oefent de optie uit in maand 4 bij een koers van 23 euro per aandeel: de verkoper levert hem de aandelen en ontvangt daarvoor 20 euro per stuk (de uitoefenprijs). Tel daarbij de 3 euro optiepremie die hij eerder ontving van de koper en hij heeft 23 euro per aandeel ontvangen. De koper ontvangt aandelen ter waarde van 23 euro (de huidige beurskoers). Hiervoor heeft hij een even hoog bedrag betaald. Namelijk 20 euro voor de aandelen en daarnaast 3 euro aan (eerder betaalde) optiepremie. Zowel de koper als de verkoper hebben geen verlies of winst. Let op: tenzij er een dividenduitkering aankomt en er op het moment van uitoefening nog één dag tot de ex-dividenddatum is, worden callopties in de regel niet vervroegd uitgeoefend. In de optie zit naast de intrinsieke waarde immers ook nog tijdswaarde. Dat wil zeggen dat de optie verkopen meer oplevert dan deze uitoefenen. De optiekoper zou 20 euro moeten betalen per aandeel bij uitoefening van de optie. Als hij de optie verkoopt voor meer dan 3 euro kan hij voor 23 euro zelf de aandelen kopen en heeft daarna het restant van de premie nog over.
  • De koper sluit de optiepositie in maand 8 bij een koers van 30 euro per aandeel: de positie sluiten wil zeggen dat een optiecontract met dezelfde expiratiedatum en uitoefenprijs wordt verkocht. De intrinsieke waarde van de optie bedraagt op dat moment 10 euro per aandeel, maar vanwege de tijdswaarde ligt de verkoopprijs van de optie hoger. De koper verdient dus minimaal 7 euro per aandeel, omdat hij eerder 3 euro premie heeft betaald.
  • De koper oefent de optie niet uit en deze loopt waardeloos af (maand 12): de verkoper hoeft geen aandelen te leveren en heeft de optiepremie verdiend. De koper is (enkel) de optiepremie van 3 euro per aandeel kwijt.

Putopties
Je koopt of verkoopt het recht om aandelen te kunnen verkopen tegen een vooraf vastgestelde uitoefenprijs. Dat betekent het volgende:

  • Koper: je verkrijgthet recht om te verkopen. Daarvoor betaal je een optiepremie. Je speculeert zo op een koersdaling, of legt een bodem onder de prijs die je binnen de looptijd van de optie kunt ontvangen voor aandelen die in je bezit zijn. Daalt de koers onder de uitoefenprijs dan kun je de aandelen tegen een hogere prijs verkopen dan deze waard zijn op de beurs. De optiepremie moet je er dan nog wel uithalen om op de positie te verdienen. Houd er rekening mee dat putopties relatief duur zijn omdat veel beleggers ze graag gebruiken om hun portefeuille te beschermen tegen koersdalingen.
  • Verkoper (‘schrijver’): je leverthet recht om te verkopen en ontvangt daarvoor de optiepremie. Daarmee speculeer je op een koersstijging of gelijkblijvende koers. Daalt de koers tot onder de uitoefenprijs dan moet je (mogelijk) de aandelen kopen van de optiekoper, voor een hogere prijs dan de beurskoers. De optiepremie die je ontving, fungeert daarbij als een buffer, aangezien je dat bedrag sowieso verdiend hebt. Het schrijven van putopties is te overwegen bij aandelen die je bij een (iets) lagere koers dan de huidige wel zou willen kopen en waarvan je een licht dalende, gelijkblijvende of licht stijgende koers

Voorbeeld
Een putoptie Philips december 2021 € 45,00 is bijvoorbeeld het recht om tot en met de derde vrijdag van december 2021 honderd aandelen Philips te verkopen voor een prijs van 45 euro per stuk. De optiepremie is bijvoorbeeld 3 euro op moment X.

Zie grafiek 2 met daarin een fictief koersverloop gedurende twaalf maanden. Wij gaan er hierbij vanuit dat de koper en verkoper bij de optiepremie van 3 euro de positie zijn aangegaan en laten transactiekosten buiten beschouwing. Zolang de koers boven de 42 euro blijft, zit de optieverkoper goed. Gaat die daaronder dan komt de situatie in het voordeel van de koper.

Grafiek 2: de werking van putopties


Een aantal scenario’s ter verduidelijking (zie rode stippellijnen):

  • De koper oefent de optie uit in maand 4 bij een koers van 42 euro per aandeel: de koper koopt de aandelen op de beurs voor 42 euro. De verkoper neemt ze vervolgens van hem af voor 45 euro per stuk (uitoefenprijs). Trek daar vanaf de 3 euro optiepremie die de verkoper reeds ontving van de koper en de verkoper heeft netto 42 euro per aandeel betaald (de huidige beurskoers). De koper ontvangt 45 euro per aandeel, waar hij de 3 euro kosten voor de optiepremie vanaf moet trekken. Hij betaalt dus netto 42 euro per aandeel (de huidige beurskoers). Zowel de koper als de verkoper hebben geen direct verlies of winst. Let op: het zou in dit scenario niet gunstig zijn om de optie uit te oefenen, er wordt dan immers niets verdiend terwijl de optie bij deze looptijd nog wel tijdswaarde heeft. De optiepremie zal dan ook hoger zijn dan 3 euro, zodat het verkopen van de optie meer oplevert dan uitoefenen.
  • De koper oefent de optie uit in maand 9 bij een koers van 30 euro per aandeel: de koper koopt de aandelen op de beurs voor 30 euro. De verkoper neemt ze vervolgens van hem af voor 45 euro per stuk (uitoefenprijs). De koper verdient zo 15 euro per aandeel. Trek daar vanaf de 3 euro optiepremie die hij reeds betaalde aan de verkoper en hij verdient netto 12 euro per aandeel (400% rendement). De verkoper verliest ditzelfde bedrag. Voor putopties die sterk in-the-money zijn, is de tijdswaarde in principe nagenoeg nul en kan uitoefenen voor de expiratiedatum optimaal zijn.
  • De koper oefent de optie niet uit: de optie is op de expiratiedatum niet in-the-money. De verkoper hoeft geen aandelen te leveren en heeft de optiepremie als opbrengst. De koper is (enkel) de optiepremie van 3 euro per aandeel

 

Kosten van optiehandel
Bovenstaande voorbeelden tonen niet het gehele kostenplaatje. De kosten van optiehandel zijn buiten beschouwing gelaten, terwijl die vrij significant kunnen zijn. Beleggers moeten ze meerekenen om winst of verlies op posities te bepalen.

Over de kosten van optiehandel


Wanneer zit de optiebelegger goed?

Optiehandel is een zogenaamde ‘zero-sum’ belegging. Om geld te kunnen verdienen, moet iemand anders geld verliezen.

In beginsel zit de koper goed wanneer zijn optie intrinsieke waarde heeft, oftewel in-the-money is (lichtblauwe vlakken in de grafieken hierboven). Deze zal dan geld opleveren. De verkoper zit daarentegen goed wanneer de optie out-of-the-money of at-the-money is.

Maar dat is niet het hele plaatje. De optiepremie bij het aangaan van de optiepositie bepaalt of deze uiteindelijk winst- of verliesgevend is. Dit bedrag heeft de koper immers betaald en de verkoper ontvangen. De koper moet eerst deze kosten eruit hebben, en voor de verkoper vormen ze feitelijk een extra buffer.

Tot slot zijn er de kosten van optiehandel.

Onbeperkt winst of verlies
De optieverkoper (schrijver) kan mogelijk veel verlies lijden. We nemen een calloptie als voorbeeld. Daarbij is de verkoper verplicht om aandelen te leveren tegen een vooraf vastgestelde prijs (uitoefenprijs). Deze aandelen moet hij eerst kopen op de beurs, in ieder geval als hij deze niet in bezit heeft. In dit geval kan het verlies in theorie zonder beperking doorlopen, omdat aandelen door kunnen stijgen zonder plafond.

Denk aan aandelen van een farmaceut die een nieuw medicijn goedgekeurd krijgt of een mijnbouwbedrijf dat een belangrijke nieuwe mijn ontdekt. In deze gevallen kan de koers van het aandeel gemakkelijk (meerdere malen) verdubbelen. De optieverkoper moet de aandelen dan verkopen tegen een veel lagere waarde dan de beurskoers. Als hij de aandelen al in bezit (de optie is dan gedekt geschreven) heeft, gaat dit ten koste van de winst die hierop te realiseren is en is dat net zo goed een 'verlies' voor de optieverkoper.

Bij putopties werkt het tegenovergesteld. De verkoper (schrijver) moet nu aandelen kopen tegen de uitoefenprijs. Staat het onderliggende bedrijf plots aan het randje van de afgrond, dan moet de verkoper alsnog de aandelen afnemen van de optiekoper tegen de uitoefenprijs. Omdat een koers niet lager kan worden dan nul, kan het verlies per aandeel voor de optieverkoper oplopen tot de prijs waarop hij de aandelen moet afnemen (minus de optiepremie die hij heeft ontvangen).

Gedekt of ongedekt verkopen
Verkopers van callopties bezitten vaak de aandelen waarop de opties betrekking hebben (‘gedekt verkopen of schrijven’). Maar niet altijd. Het is ook mogelijk om ongedekt callopties te verkopen. In dit geval bestaat het risico dat de verkoper aandelen moet leveren die hij niet heeft.

Dat is op zichzelf geen probleem, omdat de aandelen op elk moment alsnog op de beurs gekocht kunnen worden. Het wordt pas een probleem als de verkoper onvoldoende geld heeft om de aandelen te kopen. Dan komt hij in de schulden. Vooral bij callopties kan dat link zijn omdat het mogelijke verlies in principe onbeperkt is (een koers kan alsmaar blijven stijgen).

De verkoper van opties neemt dus een groot risico als hij verplichtingen aangaat die hij in een ongunstig scenario niet kan nakomen. Het is daarom verstandig alleen te schrijven als er een dekking is, in bijvoorbeeld contanten. Vaak hanteert de bank voor de schrijver een marginverplichting ter dekking van het risico. Margin is een vorm van onderpand waarmee de bank meer zekerheid wil hebben dat de belegger aan zijn verplichting kan voldoen. De hoogte van de aan te houden margin is afhankelijk van een aantal variabelen, maar je kunt ervan uitgaan dat hoe verder de koers van de onderliggende waarde in het nadeel afwijkt van de uitoefenprijs van de verkochte optie, hoe hoger de margin zal moeten zijn.

Het onderpand kan bestaan uit een geldsaldo, maar ook uit andere effecten die op de beleggingsrekening worden aangehouden. Als effecten als margin dienen, wordt wel een afslag gehanteerd ten opzichte van de actuele waarde. De marginverplichting verandert voortdurend op basis van koersfluctuaties van het aandeel waarop de optie betrekking heeft. Als een effectenportefeuille als dekking dient heb je bovendien te maken met een waarde van het onderpand die kan stijgen en dalen.

Wanneer de waarde van het onderpand onder de marginverplichting daalt, ontstaat een dekkingstekort. Banken en brokers zullen de optiebelegger hierover inlichten via een zogeheten ‘margin call’, en vereisen dat het tekort binnen een bepaalde termijn wordt aangezuiverd. Houd er rekening mee dat deze termijn in extreme marktomstandigheden drastisch kan worden ingekort, zoals bijvoorbeeld is gebeurd in het voorjaar van 2020. Als de belegger niet tijdig zelf actie onderneemt heeft de broker de wettelijke plicht om de posities die het tekort veroorzaken te sluiten.