Nederlandse belastingplichtigen betalen belasting over hun inkomen uit vermogen: de zogenoemde grondslag sparen en beleggen (box 3). De belasting in box 3 heet ook wel de vermogensrendementsheffing.
Het inkomen uit vermogen en de belasting in box 3 worden berekend over het vermogen (de waarde van je bezittingen min je schulden) dat je bezit op 1 januari van het jaar waarover je aangifte doet. Op de website van de Belastingdienst lees je wat er wordt verstaan onder de bezittingen en schulden die per saldo behoren tot het vermogen.
Belasting over inkomen uit vermogen
Het inkomen uit vermogen berekent de Belastingdienst nog altijd aan de hand van een fictief rendement. Het is ook mogelijk om afgerekend te worden op basis van het werkelijk rendement, indien dat in enig belastingjaar lager ligt dan het fictieve rendement, om zo minder belasting te hoeven betalen. Daarover later meer.
Terug naar de berekening op basis van de fictieve rendementen. Bij de vermogensverdeling wordt een onderscheid gemaakt tussen bank- en spaartegoeden, overige bezittingen en schulden.
Per vermogenscategorie wordt een fictief rendement gehanteerd, op basis van een gemiddelde over meerdere jaren in de markt. Voor spaargeld sluit het veronderstelde rendement vrij goed aan op de praktijk, maar bij de beleggingen is van fijnmazigheid geen sprake.
Zo gaat de fiscus uit van het (historische) rendement dat is gebaseerd op een mandje van obligaties, onroerend goed en aandelen. Voor 2025 veronderstelt de Belastingdienst 5,88 procent rendement op overige bezittingen.
Grondslag, tarief en vrijstelling
Hoe bereken je het veronderstelde rendement en de belasting in box 3? Om na te gaan of en hoeveel belasting is verschuldigd, is het van belang om te kijken naar een aantal specifieke zaken.
Allereerst de grondslag, waarover belasting in box 3 verschuldigd is. Het gaat om de waarde van alle bezittingen, minus de aftrekbare schuld en minus het heffingsvrije vermogen. Onder bezittingen vallen bijvoorbeeld (beursgenoteerde) beleggingen, als aandelen en obligaties, onroerende zaken (niet de eigen woning, want die valt in box 1).
Het heffingsvrije vermogen bedraagt 57.684 euro in 2025 (en met fiscale partner is het 115.368 euro). Het belastingtarief bedraagt 36 procent in 2025.
Rekenvoorbeeld
Stel, een belastingplichtige (zonder fiscaal partner) had op 1 januari 2025 een vermogen van 250.000 euro, verdeeld over spaargeld (100.000 euro) en beleggingen (150.000 euro). In de onderstaande tabel staat een uitwerking van de manier waarop de verschuldigde belasting is vast te stellen. De volgende stappen zijn daarbij te onderscheiden:
Stap 1) het begint bij het splitsen van het vermogen in de componenten bank- en spaartegoeden, schulden en beleggingen (overige bezittingen). Voor schulden geldt een drempel van op dit moment 3.800 euro (zonder fiscale partner), dus alleen het deel (van de in aanmerking komende schulden) dat boven deze drempel uitkomt, is aftrekbaar.
Stap 2) Daarna is per categorie, op basis van het door de fiscus gehanteerde fictieve rendement, het rendement uit te rekenen. Dat heet het ‘belastbare rendement’. De percentages voor het veronderstelde rendement veranderen per jaar, in dit rekenvoorbeeld is uitgegaan van 2025.
Stap 3) Het totale belastbare rendement delen door het totale vermogen in box 3 levert het rendementspercentage op.
Stap 4) Niet het volledige vermogen wordt belast, want er geldt een heffingsvrij vermogen en ook, onder voorwaarden, een aftrek voor schulden. Op basis van deze correctie(s) is de ‘grondslag sparen en beleggen’ uit te rekenen.
Stap 5) Op deze grondslag is het eerder berekende rendementspercentage toe te passen. Dat levert het ‘voordeel uit sparen en beleggen’ op.
Stap 6) Het belastingtarief toepassen op het ‘voordeel uit sparen en beleggen’ levert de verschuldigde belasting op.
Voorbeeld box 3-belasting 2025 |
Spaargeld |
Beleggingen |
Totaal |
Vermogen |
€100.000 |
€150.000 |
€250.000 |
Forfaitair rendement % |
1,44* |
5,88 |
- |
Belastbaar rendement |
€1.440 |
€8.820 |
€10.260 |
|
|
|
|
Rendementspercentage |
|
|
4,104% (€10.260/€250.000) |
Heffingsvrij vermogen |
|
|
€57.684 |
Grondslag sparen en beleggen |
|
|
€192.316 (€250.000 - €57.684) |
Voordeel uit sparen en beleggen |
|
|
€7.892 (4,104% x €192316) |
Belastingtarief |
|
|
36% |
Verschuldigde belasting |
|
|
€2.841 |
* percentage nog voorlopig, wordt begin 2026 vastgesteld.
Werkelijk rendement: de route om te veel betaalde belasting terug te krijgen
Hoewel de Belastingdienst op dit moment nog uitgaat van deze fictieve percentages, kunnen beleggers die lagere rendementen hebben behaald te veel betaalde belasting terugkrijgen. Dat gaat alleen niet vanzelf.
Raad Op 6 juni 2024 heeft de Hoge de box 3-belasting teruggebracht in de werkelijkheid. Na de uitspraak van de rechter hoeven beleggers alleen maar winstbelasting te betalen over werkelijk behaald rendement. Of beter gezegd: als mensen kunnen aantonen dat ze een lager rendement hebben behaald dan de fiscus eerder heeft ingeschat, dan moet het verschil worden terugbetaald. De andere kant op kan niet: als iemand boven het ingeschatte rendement aan winsten behaalt, dan leidt dat niet tot een hogere aanslag.
De Belastingdienst heeft een formulier opgesteld, ‘Opgaaf Werkelijk Rendement’, waarmee belastingplichtigen de gegevens kunnen aanleveren om hun werkelijk rendement mee aan te tonen.
Als je de juiste gegevens hebt, is dat even een klus maar absoluut de moeite waard. Dat geldt zeker voor 2022, waarin beurzen slecht presteerden en het overgrote deel van de beleggers verlies heeft geleden.
Lees hier meer over de wijze waarop te veel betaalde belasting is terug te krijgen.
Box 3 dossier
De VEB volgt het dossier op de voet en besteedt regelmatig aandacht aan de nieuwe ontwikkelingen. Het gehele VEB box 3 dossier is hier na te lezen.